Laat ik beginnen met een geruststelling. Nee, Gods Geest is uitgestort en blijft uitgestort. Daar komt geen eind aan. God trekt zijn Geest niet meer terug. En die Geest blijft gaven uitdelen. Dat ga ik echt niet ontkennen!
Alleen, welke gaven zijn dat dan? Zijn dat ook de spectaculaire, wonderlijke gaven uit de tijd direct na Pinksteren, de tijd van de apostelen? Geeft de Geest nog steeds de gave van profetie? Van genezing? Van het spreken in vreemde talen?
Vorige week schreef ik over dat spreken in vreemde talen. En toen heb ik gezegd dat je die gave niet meer nodig hebt als je geestelijk volwassen bent.
Maar betekent dat ook dat deze en andere gaven helemaal niet meer voorkomen?
Op die vraag ben ik nog niet in gegaan.
Gereformeerden zeggen vaak dat zulke wondertekenen echt helemaal voorbij zijn. Volgens hen is er na de tijd van de apostelen een nieuwe fase ingegaan in de geschiedenis van de kerk. De Bijbel is af. Gods openbaring is compleet. En daarom zijn zulke ‘openbaringsgaven’ niet meer nodig.
Charismatische evangelischen zien dat heel anders. Volgens hen zullen deze gaven pas verdwijnen als Christus terugkomt.
Beiden beroepen zich op 1 Korinthiërs 13, het beroemde hoofdstuk over de liefde.
Paulus maakt daar een tegenstelling tussen aan de ene kant de gaven van de Geest en aan de andere kant de liefde. Het draait bij die gaven om de liefde. Zonder de liefde heb je er niets aan. En waar blijkt dat uit? De liefde is blijvend, maar de gaven van de Geest zijn tijdelijk en vergankelijk (1 Korinthiërs 13:8).
De vraag is natuurlijk wanneer ze dan zullen verdwijnen. Als het volmaakte komt, zegt Paulus. De gaven van de Geest – ons kennen en profeteren, het spreken in vreemde talen – zijn onvolmaakt. En dus zullen die verdwijnen als het volmaakte komt (1 Korinthiërs 13:9-10)
Het Griekse woord dat hier vertaald wordt met ‘volmaakt’ is het woord ’teleios’. Dat woord is afgeleid van ’telos’, dat ‘einde’ betekent. Maar het betekent meer dan alleen een toevallig eindpunt. Het is eigenlijk een ‘einddoel’. Iets waar naartoe gewerkt wordt. En als dat doel bereikt is, dan is het klaar. Af. Voltooid. Volmaakt.
Dat woord ’telos’ wordt in het Bijbel ook vaak gebruikt om het moment aan te geven van Christus’ terugkomst. Bijvoorbeeld in 1 Korinthiërs 1:8. Dan is alles wat er nog op deze wereld moet gebeuren klaar. En dan komt dus de volmaaktheid.
Wij denken bij het woord ‘volmaakt’ vaak aan het ontbreken van fouten. Perfect – afgeleid van het Latijnse woord voor ‘volmaakt’ – is foutloos. Dan ligt de nadruk dus op het resultaat. Maar in de Bijbel ligt de nadruk ook vaak op het voorafgaande proces. Volmaakt wil zeggen dat het voorafgaande groeiproces voltooid is.
De vraag is nu wat er in 1 Korinthiërs met volmaaktheid bedoeld wordt.
Gaat over het einde van de wereld, het moment van Christus’ terugkeer?
Dat ligt wel voor de hand. Want in vers 12 wordt gezegd dan wij dan oog in oog staan. Nu zien we nog via een spiegel in een raadsel. Maar dan niet meer. Nu is onze kennis nog onvolledig, maar dan kennen wij volledig, net zo als wij nu al gekend zijn.
Door wie worden wij nu al gekend? Door God natuurlijk! Dus ik denk dat je kunt zeggen dat Paulus bedoelt dat wij dan oog in oog staan met God. Dat dan onze kennis van God volmaakt is. En dat is natuurlijk pas als de gebrokenheid van deze wereld voorbij is en het leven op de nieuwe aarde begint.
Natuurlijk zullen wij God dan niet even grondig kennen als Hij ons. Want Hij is God en wij blijven mensen. Onze kennis zal altijd beperkter blijven dan zijn kennis. Maar onze kennis zal dan wel compleet zijn, in de zin van: we weten dan alles wat er voor ons te weten valt. Onze kennis is dan af. Er hoeft en kan dan niets meer bij.
Nu is dit natuurlijk beeldspraak en moeten we uitkijken dat we er niet te veel in leggen. Maar er is nog een reden om hier aan het eind van deze wereld te denken. In vers 13 concludeert Paulus uiteindelijk dat liefde meer is dan geloof en hoop. Waarom? Omdat die blijvend is. Geloof en hoop zullen verdwijnen. Maar natuurlijk pas als wij volledig gekregen hebben wat we geloven en waar we op hopen. Vandaar dat Paulus zegt dat geloof, hoop en liefde nu alle drie nog blijven. Maar uiteindelijk blijft alleen de liefde over.
Kortom, Paulus stelt de gaven van het profeteren, het spreken van vreemde talen en onvolledige kennis op één lijn met geloof en hoop. Geloof en hoop zijn als het ware samenvattende termen waar deze gaven onder vallen. En tegelijk met het geloof en de hoop verdwijnen straks dus ook deze gaven.
Als Christus terugkomt. Eerder niet. Duidelijk toch?
Nee, toch niet. Want er is een probleem. Het woord ’teleios’ wordt in het gewone Grieks ook gebruikt voor ‘volwassen’, in de zin van: geen kind meer zijn. En ook die betekenis gebruikt Paulus in 1 Korinthiërs 13, in vers 11.
Nu kun je natuurlijk zeggen dat Paulus bedoelt dat wij, zolang Christus nog niet is teruggekomen, kinderen zijn. En dat we op dat moment volwassen worden.
Maar dat valt moeilijk te rijmen met wat Paulus op andere plaatsen in deze zelfde brief zegt. In 1 Korinthiërs 3 verwijt hij de Korinthiërs dat hij hen niet kan aanspreken als geestelijke mensen. Ze zijn nog vleselijk. Ze zijn nog jonge kinderen, die nog steeds melk moeten drinken, omdat ze geen vast voedsel kunnen verdragen. Dat valt Paulus tegen!
Nu zou je nog kunnen tegenwerpen dat Paulus hun alleen verwijt dat ze nog zuigelingen zijn, niet dat ze nog kinderen zijn. Maar die vlieger gaat niet op. In 1 Korinthiërs 2 vertelt Paulus dat hij destijds, toen hij de kerk in Korinthe stichtte, niet kwam met menselijke wijsheid, maar met een demonstratie van Gods kracht. Hij zal daar de wondertekenen van de Geest hebben laten zien. En vervolgens zegt hij dan dat hij ook wel wijsheid spreekt, maar dan geestelijke wijsheid. En alleen aan volwassenen! Want alleen wie geestelijk en dus volwassen is, kan die dingen onderscheiden.
Met andere woorden, Paulus verwijt de Korinthiërs wel degelijk onvolwassenheid. Want hij kan die geestelijke wijsheid nu nog steeds niet aan hen kwijt. Ze zijn niet geestelijk, maar nog steeds vleselijk.
In dat licht moet je dus ook lezen wat Paulus in 1 Korinthiërs 14:20 zegt in verband met het spreken van vreemde talen. De Korinthiërs moeten hun verstand gebruiken. Als ze dat niet doen, is dat kinderlijk. Er is niets mis met het spreken in vreemde talen. Als het maar in de juiste context gebeurt. Maar spreken als een volwassene, met je verstand, is beter.
Nu terug naar 1 Korinthiërs 13.
Gaat het nu om de volmaaktheid als Christus terugkomt of om een geestelijke volwassenheid die we al in dit leven moeten zien te bereiken?
Ik denk dat we niet hoeven te kiezen. Ik denk dat Paulus beide betekenissen bewust door elkaar laat lopen. Maar hoe moeten we ze dan met elkaar zien te rijmen?
Ik denk dat dat kan door de geestelijke volwassenheid niet te zien als iets statisch. Het is niet zo dat je volwassen bent of niet. Het is een groeiproces dat levenslang duurt. Individueel tot God je bij zich roept. Voor de kerk als geheel tot Christus terugkomt. Pas aan het eind is het helemaal af. Maar nu al moeten we in elk geval de kinderlijke fase ontgroeien. Het begin van de volwassenheid bereiken we nu al.
Paulus heeft het daar vaker over. Bijvoorbeeld in Efeziërs 4. Ook deze passage wordt wel aangehaald om te bewijzen dat de wondertekenen van de Geest zijn opgehouden na de tijd van de apostelen. Want Paulus zegt hier dat God apostelen en profeten, evangelisten en herders en leraars gegeven heeft totdat wij de volledige kennis van Gods Zoon bereikt hebben en wij volwassen geworden zijn (Efeziërs 4:11-13). De conclusie is dan dat de volwassenheid waarover Paulus hier en in 1 Korinthiërs 13 spreekt, bereikt was toen er geen apostelen meer waren. Immers, in Efeziërs 4:14-15 staat dat wij dan geen kinderen meer zijn, maar nog wel steeds verder toegroeien naar Christus. Het proces gaat dus nog verder. En dus is die volwassenheid uit vers 13 is een tussenfase, vóórdat Christus terugkomt.
Alleen, in het Grieks staat er geen ‘dan’. De Statenvertaling en de Herziene Statenvertaling vertalen terecht met ‘opdat’: opdat wij geen kinderen meer zijn en steeds verder toegroeien naar Christus. Dat moet je niet verbinden met het bereikt hebben van de volwassenheid in vers 13. Het hoort bij het geven van de apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars in vers 11. Die zijn gegeven totdat we de volmaaktheid bereiken en opdat wij naar de volmaaktheid toegroeien. Met andere woorden, vers 13 beschrijft het einddoel en vers 14 en 15 beschrijven het groeiproces daarnaar toe. En al tijdens dat groeiproces zijn wij geen kinderen meer. Maar volledig volwassen zijn we ook nog niet.
Trouwens, alleen zo valt te verklaren waarom Paulus hier niet alleen apostelen en profeten noemt (die er nu inderdaad niet meer zijn) maar ook evangelisten en herders en leraars (die er nu nog wel zijn).
Wat betekent dat nu voor de wondertekenen van de Geest?
Ik denk dat het goed is om gereformeerd nuchter te zijn. Ik denk dat het te kort door de bocht is om te stellen dat deze tekenen nu helemaal niet meer voorkomen. Er is geen overtuigende Bijbelse basis te vinden voor een strikte scheidslijn in de geschiedenis op het moment dat het laatste Bijbelboek voltooid werd of de laatste apostel heenging. En dus kunnen we niet uitsluiten dat zulke tekenen nog steeds voorkomen.
Maar aan de andere kant: ik denk dat de Bijbel wel voldoende duidelijk maakt dat er in het groeiproces naar volledige volwassenheid steeds minder reden is om spectaculaire wondertekenen te verwachten. In 1 Korinthiërs 13 gooit Paulus geloof, hoop, kennis, profetie en het spreken in andere talen op één hoop. Ze zullen allemaal verdwijnen. Maar uit 1 Korinthiërs 14 blijkt dat ze in de loop van het groeiproces niet allemaal even nodig zijn. Het spreken van vreemde talen mogen de Korinthiërs alvast ontgroeien. Profetie nog niet. En geloof, hoop en kennis blijven natuurlijk tot het laatst toe onmisbaar.
Kortom, bepaalde gaven van de Geest zullen steeds minder voorkomen en andere juist meer.
Ik denk daarom dat er voldoende reden is om aan te nemen dat spectaculaire wondertekenen minder goed passen bij kerken waar kennis van de Bijbel royaal aanwezig is. Zulke kerken zijn al zo volwassen dat de gaven van spreken van talen, genezing en nu ook profetie niet meer nodig zijn. Zij blinken als het goed is uit in andere gaven van de Geest: kennis, inzicht en natuurlijk liefde. En dus mag je het normaal vinden als je in zulke kerken geen spectaculaire wondertekenen meer tegenkomt.
Als die tekenen nog wel voorkomen, zal dat vooral zijn in situaties waar de kerk nog in een kinderlijke fase verkeert. Op het zendingsveld bijvoorbeeld. Daar dus waar de Bijbel nog helemaal of grotendeels onbekend is.
Want uiteindelijk is het inderdaad Gods Woord dat ons doet toegroeien naar de volmaakte volwassenheid. Dat schrijft Paulus immers aan Timotheüs: heel de Schrift is door God geïnspireerd en is nuttig om mensen op te bouwen tot volmaaktheid/volwassenheid, zodat ze volledig klaar zijn voor elk goed werk (2 Timotheüs 3:16-17).
Dat proces is volop aan de gang. En straks is het helemaal af.