Nu moeten we vervolgens gaan behandelen op welke manier de dienaren in de oude kerk na hun verkiezing in hun taak werden ingewijd. De Latijn-sprekenden noemden dit ritueel ‘ordening’ of ‘wijding’ en de Grieks-sprekenden ‘handopsteking’ en soms ‘handoplegging’. Eigenlijk is handopsteking de manier van kiezen waarbij de stemmen worden uitgebracht door het opsteken van handen.

Nu bestaat er een besluit van het concilie van Nicea dat de bisschop van de provinciehoofdstad met alle bisschoppen van de provincie moet samenkomen om de degene die gekozen is te ordenen. En als een deel vanwege de grote afstand, ziekte of een andere onoverkomelijke hindernis niet in staat is te komen, dan moeten er in elk geval drie samenkomen en degenen die niet aanwezig kunnen zijn, moeten schriftelijk hun instemming betuigen. Later begon deze regel in onbruik te raken, maar toen is die op meer dan één synode hernieuwd.
De bisschoppen moesten allemaal aanwezig zijn, of in elk geval degenen die niet verhinderd waren, zodat er extra serieus onderzoek gedaan kon worden naar leer en leven van degene die geordend moest worden. Immers, er kon niet geordend worden zonder onderzoek.
En uit de woorden van Cyprianus blijkt dat ze niet pas na de verkiezing bijeengeroepen werden, maar dat ze meestal al bij de verkiezing aanwezig waren. De bedoeling daarvan was dat ze die verkiezing als het ware zouden leiden, zodat er in de massa niets wanordelijks zou gebeuren. Want Cyprianus zegt eerst dat het volk de macht heeft om priesters te kiezen die het waard zijn en om priesters die het niet waard zijn te weigeren. En even later voegt hij er dan aan toe: ‘Volgens de leer van God en van de apostelen moeten we ons hier zorgvuldig aan houden – en dat gebeurt ook bij ons en in bijna alle provincies: om ervoor te zorgen dat de ordeningen uitgevoerd worden zoals het hoort, moeten de bisschoppen van dezelfde provincie, die het dichtstbij wonen, naar het volk toe gaan waarvoor iemand tot bisschop geordend wordt. Bovendien moet de bisschop gekozen worden in aanwezigheid van het volk.’1
Maar soms kwamen de bisschoppen te traag bij elkaar en was er gevaar dat sommigen dat oponthoud misbruikten om te proberen een taak in handen te krijgen. Daarom besloot men dat het voldoende was als de bisschoppen kwamen nadat de verkiezing plaats gehad had en de gekozene na een wettig onderzoek wijdden.
1Cyprianus van Carthago, Epistulae, 67.