De Rabobank stopt met het sponsoren van wielerploegen. Omdat ‘de wielerwereld tot op het bot verziekt’ is. Doping, doping en nog eens doping. Een wijs besluit van de Rabobank, lijkt me. Maar niet meer dan een begin. Wat mij betreft: weg met de topwielrennerij! Weg met de topsport!
Sinds de Tour de France van 1987 heb ik jarenlang vrijwel elke Tour de France aan radio en tv gekluisterd gezeten. Als fan van Pedro Delgado en Miguel Indurain heb ik vooral de eerste jaren veel genoten. Als fan van Jan Ullrich en anti-fan van Lance Armstrong beleefde ik er vanaf 1999 steeds minder genoegen aan. De laatste Tour die ik gevolgd heb, was die van 2010. Op dit moment weet ik nog steeds niet wie de Tour van 2011 en 2012 gewonnen heeft of hebben. En daar ben ik best trots op.
Voor deze onkunde heb ik namelijk moeten vechten. Al die jaren dat ik de wielersport volgde, voelde ik eigenlijk wel dat er iets niet klopte aan de topsport in het algemeen en de wielersport in het bijzonder. Dat er ook op zondag werd gefietst zat mij dwars, al probeerde ik zelf de Tour op zondag aan me voorbij te laten gaan. Ook het vele geld dat er in omging, stond mij tegen. Ik snapte niet goed hoe de Tour iets meer kon zijn dan een interessant tijdverdrijf voor in de vakantie. Ik kon er eigenlijk niet bij dat wielrenners en hun begeleiders het hele jaar door met fietsen bezig waren, zonder daarnaast hun brood te verdienen met iets nuttigs. Maar ik was besmet met het virus en wilde me er verder niet te veel in verdiepen. Tenminste, niet op een kritische manier.
Maar wat mij uiteindelijk toch deed beseffen dat hier iets grondig mis was, was het dodelijk ongeluk van Fabio Casartelli in de Tour van 1995. Natuurlijk, ik wist wel dat de wielersport levensgevaarlijk was. Als je renners op twee dunne bandjes, zonder noemenswaardige bescherming, met honderd kilometer per uur een berg af ziet suizen, kun je moeilijk tot een andere conclusie komen. En de vele valpartijen, waarbij het bloed soms rijkelijk vloeide, maakten dat ook wel duidelijk. Maar tot dat ene moment in 1995, was het me gelukt mijn geweten op dat punt te sussen.
Maar toen offerde Casartelli zijn leven aan de moderne Moloch. Ik zat op de bank te kijken en de show ging gewoon verder. Natuurlijk, iedereen was geschokt. Maar het werd geaccepteerd als iets wat er nu eenmaal bij hoorde. Wil je winnen? Dan moet je bereid zijn je leven te wagen. Eindelijk zag ik de professionele wielersport voor wat zij werkelijk is: een vorm van afgoderij. Ik wilde daar niet langer in mee gaan. En daarom probeerde ik de Tour van 1996 aan me voorbij te laten gaan.
Het lukte me niet. De Tour bleek een verslaving die mij te sterk was. Ook de doping-Tour van 1998, waarin we voor het eerst geconfronteerd werden met het epo-probleem, kon mij er niet van weerhouden om te blijven kijken. Maar mijn geweten bleef spreken. Toen Lance Armstrong na zeven Tour-zeges in 2006 de Tour aan zich voorbij liet gaan, kwam er een nieuwe golf van dopingonthullingen op gang. En langzaamaan drong het tot mij door dat ook dit probleem inherent is aan de topsport. Wil je winnen, dan moet je bereid zijn je leven te wagen. Niet alleen door je op hoge snelheid van een berg te laten suizen. Ook door kunstmatig in te grijpen in je lichaam.
Daarom is het mijn stellige overtuiging dat de dopingpraktijken nooit zullen stoppen zolang er topsport bestaat. Zolang sport meer is dan een gezonde vrijetijdsbesteding, zolang het een levensdoel in zichzelf is, zullen sporters echt alles op het spel zetten om te winnen. Ook hun gezondheid. Zelfs hun leven. Regels en straffen zullen hen daar niet van weerhouden. Wil je er een eind aan maken, dan zul je de topsport zelf moeten stoppen. Sport moet weer een hobby worden in plaats van een beroep.
Dat kun je op een heel simpele manier bereiken: sporters moeten niet langer betaald worden voor het sporten, maar je moet ze laten betalen voor het sporten. En dat betekent dat je sport niet langer moet sponsoren. Vandaar dat ik het besluit van de Rabobank een wijs besluit vind. Ik hoop dat andere sponsors dat voorbeeld volgen. In elke tak van sport. Helaas, ik besef dat dat een illusie is. Er is een omslag nodig in het denken van de onze hele maatschappij. Dat zit er voorlopig niet in.
Zelf heb ik in 2010 voor de tweede keer het besluit genomen om de Tour niet te volgen. Ook dat jaar lukte het niet. Weer was mijn verslaving mij te sterk. In 2011 wilde ik het opnieuw proberen. Na weer een dodelijk ongeval, dit keer in de Giro d’Italia van dat jaar, kort voor de Tour, was ik extra gemotiveerd. En ik besefte dat ik een plan nodig had. Vanaf enkele weken voor de Tour tot enkele weken na de Tour heb ik mij zelf zo goed mogelijk afgesloten voor elke informatie over de Tour. Geen radio. Geen tv. Geen sociale media op internet. Geen kranten, behalve het RD. Dit keer lukte het. Wat een bevrijding! De Tourwinnaars van 2011 en 2012? Ik weet niet wie ze zijn en dat hoef ik niet te weten ook…
Bron foto: https://www.flickr.com/photos/newsbiepix/4317621411/
Ik denk niet dat de genoemde bezwaren (extremisme en excessen, competitievervalsing, verslaving, je leven op het spel zetten) ook gelden tegen het sponsoren van faciliteiten voor amateursport. Zodat zowel de opgroeiende jeugd als oudere generaties behoed blijven voor des duivels oorkussen, en op een min of meer nuttige en aangename wijze de vrije tijd kunnen doorbrengen.
Dat ben ik met je eens. Tenminste, zolang je onder amateursport verstaat dat de deelnemers het puur als hobby doen en er niet voor betaald krijgen. Er is tegenwoordig ook veel sport die ‘amateursport’ heet, maar in feite semi-professionele sport is.