Vandaag belooft een heugelijke dag te worden. Niet alleen vieren mijn vrouw en ik elk jaar op deze dag ons huwelijksjubileum, als het gaat zoals gepland, vindt er vandaag nog een huwelijk plaats: dat tussen de kerkverbanden van DGK en GKN.

Het is een huwelijk waar lang naar uitgezien is. Er waren heel wat aarzelingen te overwinnen. Er is in het verleden immers veel gebeurd. Er waren wonden geslagen, er was wantrouwen, er waren misverstanden en karikaturen. Maar toen beide kerkverbanden elkaar eenmaal erkend hadden als ware kerken, ging het snel. Want met die erkenning waren we immers feitelijk al één. Vandaag wordt alleen organisatorisch geregeld wat er sinds de erkenning principieel al is: eenheid tussen ware kerken.

Ja, ware kerken.

Die term doet tegenwoordig bij nog al wat mensen de wenkbrauwen fronsen. Hij wekt irritatie. Mensen proeven er iets zelfgenoegzaams of hoogmoedigs in. Veroordeling. Of het roept herinneringen op aan negatieve ervaringen uit het verleden. Aan de tijd toen we in de GKV onszelf gezien zouden hebben als de enige ware kerk en ons dus ver verheven voelden boven andere kerken.

Iets van zulke gevoelens kan ik wel begrijpen. Hoewel we als GKV nooit officieel geleerd hebben dat we de enige ware kerk waren en er ook velen in de GKV waren die van zulke ideeën niets moesten hebben, zijn er in de GKV wel degelijk dingen gezegd en gedaan die bij anderen onvermijdelijk de indruk wekten dat we vonden dat wij, bij wijze van spreken, het kerk zijn in pacht hadden.

Maar het probleem daarbij was toch het woordje ‘enige’. Niet het woordje ‘ware’, zou ik denken. Immers, wat betekent ‘waar’? Het betekent niets anders dan ‘echt’. En wat is er mis mee om van je eigen kerk of van een andere kerk te zeggen dat het een ‘echte’ kerk is? Dat wil zeggen, een kerk waar Gods Woord zuiver gepredikt wordt, de sacramenten die God zelf heeft ingesteld zuiver bediend worden en waar door middel van de tucht gezorgd wordt dat dat ook zo blijft. Zo belijden we het immers in artikel 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.

En het zou toch ook wel heel gek zijn als je niet van je eigen kerk zou zeggen dat het zo’n ‘echte’ kerk is. Want waarom zit je er dan nog? Dan moet je toch maken dat je er weg komt en een kerk zoeken die wel een ‘echte’ kerk is? Zoals we ook belijden in artikel 28 van dezelfde belijdenis.

Maar je eigen kerk een echte kerk vinden is nog wel iets anders dan jezelf de enige echte kerk vinden. Dat zou inderdaad hoogmoedig en veroordelend zijn. Zeker, we belijden (in artikel 27 van de NGB, maar ook in de Apostolische Geloofsbelijdenis en die van Nicea) dat er maar één kerk is. Maar die eenheid is iets wat we geloven. De ene kerk is wel zichtbaar, maar haar eenheid niet altijd. Ze kan op aarde gescheurd zijn. Sterker nog, de ervaring leert dat dat vaker wel dan niet het geval is. Dat is zonde en daar moeten we zoveel mogelijk een eind aan maken. Maar dat doen we niet door onszelf tot de enige echte kerk te verklaren en de rest bij voorbaat als valse, onechte, neppe kerken weg te zetten.

Maar als het zo ligt, wat heeft het dan nog voor nut om jezelf echte kerk te noemen en slechts enkele andere kerken ook als echte kerk te erkennen?

Ik denk dat hier het echte probleem ligt dat veel mensen tegenwoordig met de term ‘ware’ kerk hebben. Immers, het impliceert dat er dus ook kerken zijn die niet waar en echt zijn. Dat er dus inderdaad ook valse, onechte, neppe kerken zijn. En ja, dat betekent een veroordeling.

Wie zijn wij om niet van elke groepering die zich kerk van Christus noemt bij voorbaat aan te nemen dat ze dat ook inderdaad zijn? Verreweg de meeste christenen doen dat tegenwoordig, zelfs christenen die zich gereformeerd noemen en zich dus zeggen te houden aan onder meer de Nederlandse Geloofsbelijdenis: elke kerk die zich als kerk aandient, accepteren ze als kerk. Als echte kerk. Oké, er zijn verschillen. Dat zien zij ook wel. Niet alleen in de vorm, maar ook in de inhoud. En soms willen ze ook nog wel toegeven dat sommige kerken inderdaad verkeerde dingen leren en op bepaalde punten dwalen. Maar alle kerken willen toch maar naar de Bijbel luisteren en Christus verkondigen? Is dat niet voldoende om zo’n kerk als echte kerk te zien?

Een dergelijk kerkbesef heeft ook gevolgen voor hoe mensen tegenwoordig een kerk kiezen. Het gaat niet meer om wat een kerk leert, maar om of je je er thuis voelt. Mensen blijven in een kerk waar ze het fijn hebben, ook al horen ze zondag aan zondag dingen verkondigd worden die ze zelf niet met de Bijbel kunnen rijmen. En mensen vertrekken uit een kerk waar ze vrijwel met alles kunnen instemmen, maar waar de muziek hen niet aanspreekt, of waar ze met de mensen niet goed kunnen opschieten, of waar de preken te saai zijn, of te veel ouderen en te weinig jongeren zijn.

Elke kerk is een echte kerk. Dus je kiest de kerk die bij je past.

Maar dat is een kerkbesef dat niet Bijbels is.

De kerk is Christus’ lichaam. Dat mag je niet scheuren. En dat doe je als je vertrekt omdat je je er niet meer thuis voelt en liever kerkt op een plek die beter bij je past. Een kerk kies je niet. Een kerk ben je. Je wordt er door Christus zelf in ingelijfd. Hij heeft je specifieke plaats in dat lichaam gegeven. Wie ben jij dan om jezelf uit dat lichaam te amputeren en je op een ander plek opnieuw te enten, omdat die plek je beter bevalt?

De enige reden om een kerk te verlaten, is dat die kerk geen kerk (meer) is. Geen echte kerk. Niet werkelijk Christus’ lichaam. Maar om een echte kerk te zijn is meer nodig dan alleen de wil om naar de Bijbel te luisteren en Christus te verkondigen. Goede bedoelingen zijn niet voldoende. Een kerk is pas echt kerk als ze daadwerkelijk naar de Bijbel luistert en Christus verkondigt. In alles.

Zeker, een volmaakte, zuivere kerk bestaat niet. Elke kerk heeft haar gebreken, ook in de verkondiging, en je mag niet om elke kleine dwaling vertrekken. Maar als dwaling een patroon wordt, als het de kern van de leer van het behoud raakt of als stelselmatig menselijke opvattingen de uitleg van de Bijbel gaan bepalen, zonder dat daartegen opgetreden wordt, dan moet je wegwezen.

Christus zelf waarschuwt voor valse herders, naar wier stemmen we niet moeten luisteren. Paulus, Petrus, Johannes, allemaal waarschuwen ze voor dwaalleraars, met wie je niet moet omgaan, van wie je afstand moet houden. Omdat ze gevaarlijk zijn. Levensgevaarlijk.

Dan is het dus ook gevaarlijk in een kerk waar zulke dwaalleraars vrij spel krijgen. Waar ze zelfs de leiding krijgen.

In zo’n kerk kan nog steeds uit de Bijbel gelezen en gepreekt worden. Maar als wat Christus en de apostelen afwijzen er wordt goedgepraat, klinkt daar dan nog de stem van de echte Herder van de kerk? Of klinkt er de stem van valse herders? Word je daar op de goede weg, de weg naar het behoud geleid, of langzaam maar zeker steeds verder bij die weg vandaan?

Is zo’n kerk nog wel een kerk van Christus? Een echte kerk?

Dat bedoelen we dus als we onze eigen kerk of een andere kerk waar, echt noemen: daar is het veilig. Daar wordt dwaalleer geweerd. Daar worden Gods Woord en de sacramenten bediend. Daar worden de mensen bij Christus gebracht en met zijn leer gevoed. Daar is zijn lichaam. Daar is het behoud.

En nee, dat betekent niet dat we bij voorbaat uitsluiten dat er nog meer echte kerken kunnen zijn. Bovendien: de Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt weliswaar dat de ware en de valse kerk duidelijk te herkennen zijn. Maar de kenmerken die de belijdenis van die beide geeft, staan als uitersten tegenover elkaar. In de praktijk zien we vele kerken die niet (meer) in alles voldoen aan de kenmerken van de ware kerk, maar ook (nog) niet aan alle kenmerken van de valse kerk.

Maar al zouden we een bepaalde kerk herkennen en aanwijzen als vals, dan nog betekent dat niet dat we alle leden van zulke kerken veroordelen als onechte gelovigen. We oordelen niet over personen. Dat oordeel laten we aan God, want alleen Hij kent de zijnen en ziet wat er in iemands hart leeft. Sterker nog, we herkennen in diverse kerken, ondanks dat dwaalleer er veel te veel ruimte krijgt, inderdaad nog mensen die trouw willen blijven aan Christus. Zelfs nog trouwe herders die daar oprecht proberen schapen bij Christus te brengen.

Maar als jij in een kerk zit waar niet (altijd) Gods Woord gebracht wordt, maar (ook ruimte is voor) menselijke opvattingen (die) heersen over dat Woord, dan moet je wel heel erg oppassen. De kerk moet je moeder zijn, die je voedt met heel het evangelie van Christus. Doet jouw kerk dat echt? Of moet je voor gezonde geestelijke voeding toch eigenlijk ergens anders zijn? Dat is de vraag waar het uiteindelijk om draait.

1 Reactie

  1. Dank voor de heldere uitleg. Samen Onderweg zijn; dat is de kern toch echt wel, samen in JC, zijn zoendood… met alles erop en eraan, God zijn eer voorop. Ja, dat is eenheid in waarheid. We bidden om de zegen van God op de Woordverkondiging in heel de wereld. We weten heel goed dat er zoveel op het spel staat. Een kudde met een valse herder is iets waar de Bijbel ons voor waarschuwt; daar mogen en moeten we het ook gewoon over kunnen hebben.. zonder vooroordeel.

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in