Junia.
In discussies over de vraag of er in de kerk ook vrouwen mogen worden aangesteld wordt ze vaak genoemd. Ze is immers een duidelijk voorbeeld van een vrouwelijke ambtsdrager uit de tijd van het Nieuwe Testament. Een apostel nog wel! Een hoger ambt was er destijds toch niet? Ze stond blijkbaar op één lijn met Paulus, Petrus en al de andere apostelen die Christus zelf heeft aangesteld…
We komen de naam van Junia ook tegen in de besluiten van de GKV-synode waarin de ambten worden opengesteld voor vrouwen. Ze wordt genoemd in grond 4 van besluit 5, over het ouderlingenambt. Blijkbaar ziet ook deze synode Junia als een overtuigend argument dat vrouwen in de kerk regerende taken op zich mogen nemen.
Junia wordt slechts één keer in de Bijbel genoemd, in Romeinen 16:7. Aan het eind van zijn brief aan de Romeinen doet Paulus de groeten aan een aantal mensen. Junia is een van hen, samen met Andronicus. Haar man? Beiden hebben ze veel aanzien als apostelen, zegt Paulus.
Tenminste, zo staat het in de NBV. Maar klopt dat eigenlijk wel? En is Junia wel zo bruikbaar als argument voor vrouwelijke ambtsdragers?
Er zijn drie vragen te stellen.
1. Was Junia wel een vrouw?
Junia is inderdaad een Romeinse vrouwennaam. Alleen, in de Griekse grondtekst van het Nieuwe Testament staat geen ‘Junia’. Er staat Iounian. Paulus zegt: ‘Groet Andronicus en Junia.’ Andronicus en Junia zijn in deze zin het lijdend voorwerp. En dus gebruikt Paulus de vierde naamval. Voor Andronicus is dat Andronikon en voor Junia Jounian. Woorden die in de vierde naamval eindigen op ‘-on’ zijn mannelijk of onzijdig, die op ‘-an’ meestal vrouwelijk.
Maar er zijn uitzonderingen!
In vers 3 noemt Paulus Prisca en Aquila. Vierde naamval in het Grieks: Priskan en Akulan. Nu weten we uit andere passages dat Aquila een man is. Maar taalkundig is dat aan zijn naam niet te zien.
Bovendien: de uitgang ‘-an’ wordt ook gebruikt voor namen die in de eerste naamval niet of een a eindigen, maar op ‘-as’. Denk aan Judas, de Griekse versie van Juda. Of aan Silas, een verkorte versie van Silvanus, zoals Paulus hem vaak noemt in zijn brieven.
En zo kan Iounian dus ook de vierde naamval zijn van Junias. En dat zou dan weer een afkorting kunnen zijn van Junianus. Er zijn dan ook nogal wat Bijbelvertalingen die hier niet vertalen met ‘Junia’, maar met ‘Junias’.
Kortom, het is maar zeer de vraag of Junia(s) wel een vrouw was. Het is wel waarschijnlijk. Maar niet zeker.
2. Was Junia wel een apostel?
Maar goed, stel dat Junia inderdaad een vrouw was. Was ze dan ook echt een apostel? Paulus zegt dat Andronicus en Junia in aanzien stonden ‘als apostelen’. Maar dat is wel een vrije weergave van wat er in het Grieks staat. Er staat eerder zoiets als: in aanzien ‘onder de apostelen’. Impliceert dat dat zij zelf apostelen waren?
Dat hoeft helemaal niet!
In het Grieks staat er het voorzetsel en. Dat voorzetsel kan allerlei betekenissen hebben. Als er een plaats of positie mee wordt aangeduid betekent het ‘in’, ‘op’ of ‘bij’. Gaat het hier ook om een positie, dan zou het kunnen betekenen dat Andronicus en Junia zich onder de apostelen bevonden, als een van hen.
Echter, het gaat hier niet om een positie. Paulus benadrukt hier niet hun functie, maar hun reputatie. Het gaat erom hoe er over hen gedacht werd. En dan is het logisch om erbij te vermelden bij wie zij in aanzien stonden. Wie hadden er een hoge dunk van hen?
Nou, dat wordt in het Grieks dus ook weergegeven met het voorzetsel en. En dat moet je dan vertalen met ‘bij’.
Neem bijvoorbeeld deze zin: ‘Jan is populair bij de meisjes.’ Is Jan dan een meisje? Welnee. Andronikus en Junia stonden in aanzien bij de apostelen. Waren zij dan apostelen? Deze zin wijst eerder op het tegendeel!
3. Is een apostel hier wel een apostel?
Maar zelfs al zou je deze zin willen opvatten alsof Paulus hier zegt dat Andronicus en Junia zelf apostelen waren, dan nog ben je er niet. Want het Griekse woord voor apostel betekent gewoon afgezant of afgevaardigde. Gezondene. Het wordt gebruikt voor de twaalf apostelen plus Paulus. Maar het wordt in het Nieuwe Testament ook gebruikt in de normale, alledaagse betekenis, zonder dat er een speciaal ambt mee bedoeld wordt.
Paulus zelf gebruikt het bijvoorbeeld zo in 2 Korinthiërs 8:23 en in Filippenzen 2:25, als hij het heeft over personen de namens een kerkelijke gemeente afgevaardigd waren. Zou Paulus inderdaad bedoelen dat Andronicus en Junia ‘apostelen’ zijn, dan bedoelt hij waarschijnlijk niet meer dan dat zij op pad gestuurd zijn als boodschappers.
Misschien als zendelingen, met de taak om het evangelie te verkondigen. Maar dan is het wel opvallend dat ze als paar genoemd worden. Ze zijn er samen op uit gestuurd. Zelfs als ze de taak hebben het evangelie te verkondigen, dan nog opereert Junia hier niet alleen. Stel dat ze inderdaad een vrouw is, dan werkt ze samen met haar man. Net als Prisca nooit zonder Aquila genoemd wordt.
Hoe dan ook, deze passage biedt veel te weinig context om enige waarde te hechten aan het woord apostel.
Conclusie
Er zijn volgens mij dus zeker drie redenen waarom een beroep op Junia als vrouwelijke ambtsdrager geen enkele zin heeft. Haar vrouw zijn en vooral haar apostelschap zijn zo dubieus dat deze passage als basis voor voor een dergelijke stelling slechts drijfzand te bieden heeft. In gronden onder een synodebesluit hoort zij dus niet thuis. Dat zij daar toch staat, maakt op z’n minst een knullige indruk.
Ik heb mij ook verbaast dat deze persoon als apostel wordt aangevoerd als argument dat deze positie aangeeft dat dit een argument is dat vrouwen in het ambt toegelaten moeten worden.
Nog meer geldt mijn verbazing dat de synode niet genoeg argumenten in het rapport vind dat zij er nog een paar aan toevoegen die geen enkele meerwaarde hebben.
Kortom de vrouw moet toegang krijgen tot het ambt.
De aanwezige synode leden zijn toch het Grieks/latijn en Hebreeuws machtig?
Onder de deputaten zaten toch docenten en Profs van de TU Kampen?
Hoe is het dan mogelijk dat ze broddelwerk afleveren?
Als ze nu echt wat nieuws bovenwater gehaald hadden…….ja dan was er recht van spreken.
Maar ja……..men stelt de tijdgeest en de cultuur boven het alzo spreekt de HEERE.
En dan komt men met een u-bocht constructie om zogenaamde uitzonderingen tot regel te bevestigen.
Zie daar, vrouw in het ambt kan.
Zwijgteksten, ja daar kunnen we niks mee en wat bedoeld Paulus nu eigelijk?
En dat Paulus terug gaat tot op de zondeval, ja dat is toch ook wat. Het is toch allemaal goed met ons.
De prediking in de GKv zit heden ten dage op het spoor van de al verzoening en dan kun je deze M/V besluiten verwachten/verdedigen en goedkeuren.
E.A. de Boer sprak in IJsselmuiden.
Hij verdedigde de M/V besluiten met een excegese van Hand 1 en 2.
Alles is vanaf nu mogelijk in de GKv.
De wijze en de dwaze bouwer. De wijze en de dwaze maagden.
Woorden van de Hoogste Profeet en Leraar der gerechtigheid.
En wat is de zeggingskracht nog van deze woorden in de GKv?
Mag ik nog een opmerking toevoegen? Stel dat Junia inderdaad een vrouw was én een apostel: apostelen zijn rechtstreeks door de Here aangesteld (zoals ook Debora een richter was). Zij zijn uniek, het fundament van de kerk. We kunnen daar dus geen enkele conclusie uit trekken of het ons geoorloofd is zusters tot het ambt te roepen.