Afgeven op de overheid is in. Je hoeft niet lang op sociale media rond te kijken voor je mensen tegenkomt die dag in dag uit zware kritiek op de overheid spuien. Politici zijn graaiers en bedriegers, die alleen hun eigen belangen dienen, die het volk uitknijpen en onderdrukken of die meewerken aan schimmige complotten om de democratie om zeep te helpen. Nee, veel mensen hebben geen enkel vertrouwen meer in de overheid en in politici.
Ook veel christenen doen hier aan mee. Je kunt zelfs heel wat mensen tegenkomen, op sociale media, maar ook in het ‘echte’ leven, die aan de ene kant de klassieke christelijke standpunten over Schriftgezag, man/vrouw-verhoudingen of schepping en evolutie verdedigen, maar aan de andere kant felle kritiek op de overheid uiten en zonder enig respect over politici praten. Zelfs christelijke politici moeten het soms bij hen ontgelden.
Nu kan het heel interessant zijn om je af te vragen hoe dat komt. Hoe kan het dat juist conservatieve, Bijbelgetrouwe christenen extra vatbaar lijken te zijn voor de neiging om zo af te geven op de overheid? En natuurlijk ligt het dan voor de hand om te wijzen op de steeds diepere kloof die er gaapt tussen de Bijbel en de ethische opvattingen die door de overheid worden uitgedragen. Het is geen wonder dat Bijbelgetrouwe christenen zich geregeld buitengesloten en in het nauw gedreven voelen. De neiging om je dan te gaan afzetten is best begrijpelijk. Soms betrap ik ook mezelf erop.
Maar is het ook goed? Past zo’n houding bij christenen die juist in alles trouw willen blijven aan de Bijbel? Is dit wat God van ons vraagt?
Het antwoord op die vraag moet volgens mij een luid en duidelijk nee zijn.
De Bijbel wijst ons een heel andere weg. Neem nu de eerste brief van Paulus aan zijn trouwe medewerker Timotheüs. Timotheüs verblijft in Efeze. In opdracht van Paulus werkt hij daar aan de opbouw van de nog jonge gemeente. En in zijn brief geeft Paulus hem instructies voor wat hij de mensen in Efeze moet leren. Een van de eerste dingen die Paulus noemt, is dat Timotheüs de gemeente in Efeze moet leren om te bidden voor alle mensen. En dan noemt hij speciaal ook ‘koningen en allen die in een hoge positie zijn’ (1 Timotheüs 2:2), de overheid dus.
Paulus noemt er ook een reden bij: ‘opdat wij een rustig en stil leven leiden in alle vroomheid en waardigheid.’ Meestal wordt dat zo uitgelegd: we moeten God vragen of Hij ervoor wil zorgen dat de overheid ons als christenen met rust laat en ons de ruimte geeft om vroom te leven. Maar in de volgende verzen geeft Paulus nog een andere reden waarom wij moeten bidden voor alle mensen, onder wie dus de de overheid: God wil dat alle mensen gered worden.
Als je dan daarbij bedenkt dat het woordje ‘voor’ in ‘bidden voor’ hier zoiets betekent als ’ten behoeve van’ of ‘namens’, dan ligt het veel meer voor de hand dat Paulus bedoelt dat we moeten bidden of God alle mensen, ook koningen en hooggeplaatsten, wil redden. We moeten niet voor de overheid bidden in ons eigen belang, zodat wij een stil rustig leven kunnen leiden, maar in hún belang: ook de ministers en leden van de Tweede Kamer moeten gered worden. Dát is wat God wil. Daar moeten we om vragen. Daarom moeten we voorbede doen namens hen.
Paulus opmerking over een stil en rustig leven zegt volgens mij niets over de inhoud van ons gebed, maar over onze houding bij dat gebed. Dat wordt volgens mij duidelijk als je kijkt naar vers 11, waar Paulus zegt dat vrouwen zich ‘in stilte’ moeten laten onderwijzen. Het woord ‘stilte’ hier is hetzelfde woord dat Paulus in vers 2 gebruikt. En reken maar dat Paulus dat bewust doet. Hij was een meester in het spelen met woorden om tegenstellingen te benadrukken of juist parallellen te trekken. In vers 11 is duidelijk dat het woord ‘stilte’ slaat op de houding van vrouwen. Paulus koppelt het aan onderdanigheid. Als vrouwen zich laten onderwijzen, moeten ze dat doen in een stille en onderdanige houding. Dat is een opdracht aan vrouwen.
Nou, zo zijn volgens mij ook de woorden ‘een stil en rustig leven leiden’ in vers 2 bedoeld als een opdracht, niet als iets waar je om moet vragen, maar iets wat je moet doen.
Voor iemand bidden is immers het tegenovergestelde van op iemand afgeven. Als je voor iemand bidt, zoek je het goede voor die ander. En daarmee leer je meteen af om je tegen die ander af te zetten en om die ander zwart te maken. Als je voor de overheid bidt, kun je niet tegelijk die overheid uitmaken voor alles wat lelijk is. Bidden voor politici of ze gered mogen worden, gaat niet samen met diezelfde politici uitmaken voor graaiers en bedriegers.
Natuurlijk zijn er onder politici inderdaad ook mensen die niet integer zijn, die inderdaad meer hun eigen belangen zoeken dan het algemeen belang. Maar zelfs dan past het een christen niet om elk respect te laten varen, om de gehoorzaamheid aan zo iemand op te zeggen en in verzet te komen. Nee, zelfs al leef je in een dictatuur, ook dan moet je een stil en rustig leven blijven leiden en voor de overheid bidden.
Zelfs voor iemand als Poetin moet je bidden. God wil immers dat álle mensen gered worden. Het is niet aan ons om mensen buiten te sluiten en af te schrijven. Voor zover wij weten is ieder mens, ook de ergste misdadiger of dictator een potentiële gelovige. God kan ieder mens in het hart grijpen en tot bekering brengen.
Laten we dus maar veel bidden. Voor onze eigen politici, christelijk of niet christelijk, in Den Haag en elders in het land. En voor al die andere politici, waar ook ter wereld, voor Biden en Trump en zelfs voor Poetin. (En ja, ook voor de mensen van het WEF …)