Vóór de zomervakantie heb ik een aantal keer geschreven over de besluiten van de GKV-synode om alle ambten open te stellen voor vrouwen. Ik heb toen de argumenten besproken voor de openstelling van het ambt van ouderling. Nu wil ik het gaan hebben over de argumenten die de synode aandraagt voor de openstelling van het ambt van predikant.
Het is opvallend dat de synode het besluit om vrouwen preekconsent te geven en om vrouwen toe te laten als predikant combineert in één besluit, met dezelfde gronden. Ik denk dat dat terecht is. Ik begrijp niet hoe sommigen tegen de vrouw in het ambt kunnen zijn, maar tegelijk wel voorstander van het verlenen van preekconsent aan vrouwen. Maar ik zal daar nu verder niet op ingaan. Het gaat nu om de gronden die de synode geeft.
In de eerste twee gronden worden voorbeelden gegeven van vrouwen die profeteren – zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament – en wordt dit in verband gebracht met de vervulling van de Pinksterbelofte. En inderdaad delen ook vrouwen in de gaven van de Geest. En dus ook in de gave van profetie. Daarover geen discussie.
De vraag is alleen: wat is profetie? De synode stelt profeteren gelijk aan preken. Dat is de kern van de argumentatie van de synode. En die kernargumenten zijn wel heel wankel. Eigenlijk zijn het er maar twee, in de gronden 3 en 4:
- Paulus’ opmerking in 1 Korinthiërs 14:3 dat profeteren opbouwend, troostend en bemoedigend spreken tot mensen is.
- De opvatting in de gereformeerde traditie dat profeteren het in de prediking uitleggen en toepassen van de Schrift is.
Profetie en vreemde talen
Over het eerste argument kan ik kort zijn. Het lijkt erop dat de synode Paulus’ opmerking gebruikt als een soort definitie van profetie. Alsof alles wat opbouwend, troostend en bemoedigend gezegd wordt tegen mensen, profetie is. Maar doet Paulus hier wel zo’n algemene uitspraak over wat profetie is? Volgens mij niet.
Paulus maakt hier een tegenstelling tussen spreken in vreemde talen en profeteren. Hij wijst op één specifiek verschil tussen die twee. Spreken in vreemde talen is voor anderen die die talen niet kennen, onverstaanbaar. Alleen God hoort dan wat je zegt. Maar profetie doe je in je eigen taal en kan dus door anderen verstaan worden. De consequentie daarvan is volgens Paulus dat profetie kan opbouwen, troosten en bemoedigen, terwijl als je in vreemde talen spreekt, niemand er iets aan heeft.
Dat is alles wat Paulus hier wil zeggen. Wil je een definitie of een algemene duiding geven van profetie, dan zul je veel meer moeten zeggen dan Paulus hier doet. En als je deze tekst toch wilt opvatten als omschrijving voor profetie en daarmee meteen ook voor de prediking, dan laat je de Bijbel buikspreken.
Profetie en openbaring
Voor een gelijkstelling tussen profetie en prediking is dus veel meer nodig. Maar de synode biedt niet meer dan een beroep op de gereformeerde traditie. Nu heeft de synode gelijk dat in de gereformeerde traditie het in de prediking uitleggen en toepassen van de Schrift gezien is als profeteren. Maar een beroep op de traditie kan toch nooit voldoende zijn voor een gereformeerde synode? Die traditie moet toch getoetst worden aan de Schrift?
Bovendien vraag ik me af of de synode de gereformeerde traditie wel recht doet door de gelijkstelling tussen profetie en prediking zo massief op te vatten dat profeteren door vrouwen als vanzelfsprekend meteen ook preken door vrouwen legitimeert.
Profetie kent in de Bijbel vele vormen. Maar bij profetie denken we toch meteen aan één ding: mensen hebben op een of andere manier direct contact met God. Ze krijgen op een bovennatuurlijke manier een boodschap rechtstreeks van God. Ze krijgen een goddelijke openbaring. God spreekt met hen. Dat kan in een droom of visioen zijn. Het kan ook nog directer, terwijl je bij je volle bewustzijn bent. Het kan ook nog indirecter, door inspiratie.
De Bijbel noemt dan ook allerlei verschillende mensen profeet. God sprak met de aartsvaders Abraham, Isaak en Jacob en Abraham wordt ook inderdaad profeet genoemd (Genesis 20:7). God sprak van mond tot mond met Mozes, de grootste profeet ooit (Deuteronomium 30:10). God inspireerde zangers en muzikanten tot het zingen van hun liederen en het prijzen van God. Ook zij worden profeten genoemd. Denk aan de psalmdichters David (Handelingen 2:30) en Asaf en aan Heman en Jeduthun, die samen met Asaf door David werden aangesteld om leiding te geven aan de tempelmuziek (1 Kronieken 25). Maar bij het woord profeet denken we toch vooral aan al die mannen uit het Oude Testament die God steeds weer naar het volk Israël stuurde met deze boodschap: ‘Luister naar het Woord van de HEER! Zo spreekt de HEER!’
Dat is dus de kern van profetie: dat God zelf je een boodschap geeft om door te geven aan anderen.
Profetie als Schriftuitleg
Maar hoe zit dat dan met de prediking? De dominee op de preekstoel spreekt namens God. Hij verkondigt Gods Woord. Via hem spreekt God zelf tot de gemeente. Maar heeft de dominee op de preekstoel rechtstreeks contact met God? Spreekt God tot hem in dromen of visioenen? Is zijn preek door de Geest geïnspireerd?
Welnee! Een predikant moet het doen met de verlichting door de Geest, die ervoor zorgt dat hij de Bijbelse boodschap begrijpt en kan uitleggen en toepassen. Net als iedere andere christen, man of vrouw. Als je dat profetie noemt, is dat toch iets anders dan wat in de Bijbel profetie heet. Er zijn wel overeenkomsten. Maar ook essentiële verschillen.
Hoe konden de reformatoren prediking dan zien als profetie?
Ik denk dat je dan vooral moet kijken naar de functie van profetie. En dan vooral van een bepaalde vorm van profetie. De profeten uit de tijd van Israël – Elia, Jesaja, Jeremia, Ezechiël en al die anderen – hadden als profeet een bepaalde taak. Ze moesten het volk terugroepen naar Gods wet. Mozes had van God de wet gekregen en aan het volk doorgegeven. Mozes had Gods volmaakte wil bekendgemaakt. Maar het volk was ongehoorzaam. Het dwaalde af. Steeds opnieuw. En daarom gaf God profeten. Die profeten stonden in contact met God. Ze gaven boodschappen van God door. Maar de kern daarvan was dat ze het volk steeds terugbrachten bij wat Mozes al geleerd had. Ze leerden het volk nog beter begrijpen wat Mozes ook al geleerd had. Ze vulden Gods boodschap aan, niet om iets nieuws te leren, maar om te verduidelijken. Daarom noemt Calvijn de profeten ‘uitleggers van de wet’ (Institutie 4.8.6).
En daarin zit de overeenkomst met de prediking nu. Het gaat niet om de manier waarop profeten en predikanten aan hun boodschap komen. Het gaat om de functie van hun boodschap. De profeten legden Gods Woord uit. Dat doen onze predikanten ook. De profeten spraken daarbij namens God. Dat doen onze predikanten ook. De profeten spraken met gezag. Dat doen onze predikanten ook. Maar de profeten stonden daarbij rechtstreeks in contact met God. Hij legde hun zijn woorden in de mond. Terwijl onze predikanten hun boodschap, verlicht door de Geest, uit de Bijbel moeten putten.
Onderscheid in profetie
Kortom, je kunt prediking en profetie dus wel op één lijn stellen. Maar dan moet je wel onderscheid maken tussen verschillende vormen en functies van profetie. Dat kan bijvoorbeeld door onderscheid te maken tussen profetie in eigenlijke zin en profetie in afgeleide zin. Profetie in eigenlijke zin is dan dat je een boodschap doorgeeft die je rechtstreeks van God gekregen hebt. Profetie in eigenlijke zin heeft een openbaringskarakter. Maar profetie in afgeleide zin heeft dat niet. Profetie in afgeleide zin geeft wel Gods Woord door, door dat uit te leggen en toe te passen. Maar het doet dat zonder rechtstreeks contact met God.
Profetie door vrouwen
Nu is de vraag natuurlijk wat dat zegt over de rol van vrouwen daarbij. De Bijbel kent allerlei voorbeelden van vrouwen die profeteren. Er zijn vrouwen die een door de Geest geïnspireerd lied zingen: Mirjam, Hanna, Maria. Er zijn vrouwen die boodschappen van God doorgeven: Debora, Hulda. En als met Pinksteren de Geest is uitgestort, zijn er ook vrouwen die profeteren, als teken dat mannen en vrouwen beiden delen in de gaven van de Geest.
Maar voordat we vrouwen laten preken, moeten we volgens mij deze vraag beantwoorden: zijn er in de Bijbel ook vrouwelijke profeten die met gezag Gods Woord uitleggen aan heel het volk, aan heel de gemeente? Zoals Jesaja, Jeremia en Ezechiël dat deden? Zoals de apostelen dat deden?
Mirjam, Hanna en Maria doen dat niet. Zij zingen hun lied, meer niet. Debora en Hulda geven alleen in kleine kring aan enkele personen door wat God hen laat zeggen, maar publiekelijk voor heel het volk leiding geven of onderwijzen doen ze niet. En ook na Pinksteren kan ik geen voorbeelden vinden van vrouwen die leiding of onderwijs geven aan de gemeente.
Profetie en onderwijs
Wel valt iets anders op. Paulus maakt altijd nadrukkelijk onderscheid tussen profeteren en onderwijzen (Romeinen 12:6-7; 1 Korinthiërs 12:28-29; Efeziërs 4:11). Dat zijn voor hem twee verschillende dingen. Twee verschillende gaven van de Geest. De een profeteert. Een ander onderwijst. En van onderwijzen zegt hij dat vrouwen dat niet mogen, evenmin als gezag hebben over mannen (1 Timotheüs 2:12).
Vrouwen kunnen dus wel via openbaring een boodschap van God krijgen. Die mogen ze ook doorgeven (1 Korinthiërs 11:5). Maar elke profetische boodschap moet beoordeeld worden, om te toetsen of het wel echt een boodschap van God is (1 Korinthiërs 14:27). Dat kan alleen door met gezag Gods Woord uit te leggen en toe te passen. En dan moeten vrouwen zwijgen, zegt Paulus (1 Korinthiërs 14:34).
De synode wil in grond 5 dit verbod relativeren door te stellen dat het geen absoluut verbod op zwijgen in de eredienst kan zijn. Maar dat slaat nergens op als je Paulus’ onderscheid tussen profetie en onderwijs in rekening brengt. Sterker nog, als ik 1 Korinthiërs 14 lees, vraag ik me af of Paulus vrouwen wel toestaat om in de samenkomst van de gemeente te profeteren. Hij zegt immers dat vrouwen moeten zwijgen ‘in de gemeente’. En dus lijkt het me logisch dat hij hen daarmee uitzondert van ‘iedereen’ uit vers 26 en dat vrouwen alleen buiten de samenkomst mogen profeteren. Aan de andere kant lijkt 1 Korinthiërs 11:5 gezien de context toch wel over profeteren in de samenkomst te gaan. Op dat punt is Paulus’ bedoeling dus niet helemaal helder. Maar hoe dan ook, al zouden vrouwen in de samenkomst mogen profeteren, in de samenkomst met gezag de Bijbel uitleggen en toepassen mogen ze niet. Wat dat betreft lijken Paulus’ woorden me duidelijk genoeg.
Profetie nu
Ik kan me voorstellen dat nu de vraag rijst wat vrouwen er in onze tijd, in gereformeerde kerken, nog aan hebben dat ze mogen profeteren. Als profeteren iets anders is dan preken of onderwijzen, wat mogen vrouwen dan wel doen, wat profetie mag heten?
Ik denk dat we hierbij twee dingen moeten beseffen.
In de eerste plaats dat profetie als het krijgen van openbaringen van God iets is dat hoort bij het ‘onvolwassen’ zijn van de kerk. Het is een specifiek teken van de aanwezigheid van Gods Geest in een tijd en situatie waarin de kerk nog onvoldoende kennis heeft van Gods Woord of waarin de Bijbel nog onvoldoende beschikbaar is. Bijvoorbeeld in een zendingssituatie. Hetzelfde geldt voor gaven als het spreken in vreemde talen of het doen van genezingen. De Bijbel zegt niet dat zulke gaven in onze tijd helemaal niet meer voorkomen. Maar wel dat de kerk ze niet meer nodig heeft wanneer ze geestelijk volwassen wordt.
En zo moet je volgens mij dan ook de Pinksterbelofte lezen in Joël 3:1-2 en Handelingen 2:17-18. Zonen en dochters, ouderen en jongeren zullen profeteren. Dat gebeurt inderdaad op de Pinksterdag. En ook nog in de eerste tijd daarna. Maar het is een teken. Een teken dat de Heilige Geest is uitgestort. Het wil niet zeggen dat zonen en dochters, ouderen en jongeren ook nu nog steeds profeteren zoals dat toen gebeurde. Wel dat zij ook nu nog delen in de gaven van de Geest.
Die Geest verlicht ons. Hij opent ons hart, zodat we gaan geloven. Hij opent ons verstand zodat we de Bijbel gaan begrijpen. Hij rust ons toe om het ambt van alle gelovigen te vervullen. Zodat we als profeet Christus’ naam belijden, als priester onszelf als dankoffer aan Hem offeren en als koning met Hem strijden tegen het kwaad en regeren over de schepping (HC zondag 12).
Maar – en dat is het tweede dat we moeten beseffen – dat ambt van alle gelovigen moeten we niet verwarren met het specifieke ambt van herders en leraars die met gezag, namens Christus, onderwijs geven aan de gemeente. Die taak geeft de Bijbel nergens aan vrouwen.