Verantwoording

0
226

In de Engelstalige gereformeerde wereld is hij in de afgelopen decennia hoe langer hoe populairder geworden. Daar wordt hij gezien als een belangrijk theoloog die ons nog veel te zeggen heeft over hoe wij in onze moderne tijd gereformeerd kunnen en moeten zijn.

In Nederland ligt het een beetje anders. Zeker, Herman Bavinck (1854-1921) heeft ook in ons land een goede naam. Maar wie leest hem nog? We kijken tegen hem op als de man van die vier dikke banden Gereformeerde Dogmatiek. Maar wie is in staat die ontzagwekkende proeve van geleerdheid, in Nederlands van ruim honderd jaar geleden en met soms lange citaten in andere talen, tot zich te nemen?

Ja, dan hebben de Engelstaligen het gemakkelijker. Zij lezen Bavinck in modern Engels. Niet alleen zijn Reformed Dogmatics. Veel meer van zijn werken zijn de laatste jaren in het Engels vertaald. Met als gevolg dat Bavinck voor Engelstaligen beter beschikbaar en een stuk toegankelijker is dan voor ons, zijn landgenoten.

Dat is jammer. En het leek me goed daar iets aan te doen. En dan het liefst zo dat niet alleen theologen, maar vooral het gewone kerkvolk er iets aan heeft. Daarom leek het me niet zo zinvol om de Gereformeerde Dogmatiek te hertalen. Ook in modern Nederlands zou het voor de meeste mensen nog steeds geen erg toegankelijk werk zijn. Bavinck schreef het immers voor theologen. Maar hij schreef niet altijd voor theologen. Hij heeft nog een andere dogmatiek nagelaten, die een heel stuk dunner is en al doet de Latijnse titel anders vermoeden, dit boek is wel bedoeld voor het gewone kerkvolk: de Magnalia Dei. Het verscheen in 1907 bij uitgeverij J.C. van Schenk Brill in Doesburg en ook uit de vorm waarin dat gebeurde, bleek dat het boek specifiek bedoeld was voor het gewone kerkvolk. Omdat in die tijd de aanschaf van een heel boek voor veel mensen een wel erg grote uitgave was, verscheen het werk in 27 afleveringen van elk 0,25. Zo konden arbeidersgezinnen ervoor sparen. In 1931 verscheen bij uitgeverij J.H. Kok in Kampen een herdruk in één band.

De ondertitel – Onderwijzing in de Christelijke religie naar Gereformeerde belijdenis – plaatst het boek in een lange gereformeerde traditie. Dat zit hem niet alleen in de verwijzing naar de gereformeerde belijdenis. De woorden Onderwijzing in de Christelijke religie zijn een letterlijke vertaling van de titel van een andere gereformeerde dogmatiek, die oorspronkelijk ook bedoeld was voor het gewone kerkvolk: de Institutie van Calvijn. De titel daarvan luidde in het Latijn immers voluit: Institutio Christianæ Religionis. Ook dat werd vroeger vertaald als: Onderwijzing in de Christelijke religie.

Het onderwijzen van het gereformeerde kerkvolk in de leer van de Bijbel, daar ging het Calvijn om en daar ging het Bavinck om. De Magnalia Dei is dan ook veel meer dan een uitgebreide samenvatting van zijn Gereformeerde Dogmatiek. Zoals hij zelf in zijn voorwoord schrijft, is dit boek bedoeld om de gewone gelovige te helpen het geloof in God te zien als een bron van vreugde en geestdrift. Hij wil de lezer helpen om in het gewone leven van elke dag Gods grote werken – de Magnalia Dei dus – te bewonderen, te aanbidden en te verkondigen.

Daarbij gaat Bavinck in op actuele vragen. Bij de tijd blijven was voor Bavinck belangrijk. Niet voor niets bestempelt hij in zijn voorwoord eerdere overzichten van de geloofsleer als verouderd en daarom onbruikbaar. Niet meer tot nieuw leven te brengen, noemt hij ze. Dat werpt natuurlijk de vraag op wat hij er dan van gevonden zou hebben dat ik hier een poging doe om zijn werk wel tot nieuw leven te brengen. Maar ik denk dat je hierbij onderscheid mag maken tussen vorm en inhoud. De vorm, de taal, van Bavinck is inmiddels verouderd. Maar zijn inhoud nog niet. Dat Bavinck nu zo populair is juist bij moderne gereformeerden overal ter wereld, bewijst het.

Juist doordat Bavinck zo modern wilde zijn en meer dan veel anderen inging op de vragen die in zijn tijd opkwamen, is hij nu nog steeds actueel. Hij plaatst de gereformeerde leer nadrukkelijk tegenover de opkomende evolutieleer, die God buiten de werkelijkheid plaatst, alles toeschrijft aan toeval, en waarheid en moraal relatief maakt. Nu wij ruim een eeuw verder zijn, zien we meer van waar dat alles toe leidt. Maar we worden er ook gemakkelijker in meegezogen. En dan kan een scherpe vooruitziende blik van honderdvijftien jaar terug ons goed helpen om onze eigen tijd van een afstandje te bezien en zo scherper en helderder te krijgen wat waarheid en wat leugen is. En daarom denk ik dat een hertaling van dit boek van Bavinck even zinvol kan zijn als het schrijven van een nieuw, eigentijds overzicht van de gereformeerde leer.

Hoe ben ik daarbij te werk gegaan? Hertalen lijkt veel op vertalen. In beide gevallen moet je een brug slaan tussen tekst en lezer door de tekst zodanig aan te passen dat het voor de lezer mogelijk of gemakkelijker wordt om die te begrijpen. Verschil in taal, tijd en cultuur schept namelijk afstand of zelfs een kloof tussen de oorspronkelijke tekst en de lezer. Bij een tekst in een andere taal is dat heel duidelijk en ligt het ook voor de hand wat je daaraan moet doen: elke zin, elk woord moet overgezet worden vanuit de brontaal in de doeltaal. Er is als het ware een scherpe grenslijn die overgestoken moet worden. Bij hertalen ligt dat anders. Er is wel afstand, maar geen duidelijke grens. De overgang is geleidelijk. Niet elk woord, niet elke zinswending hoeft veranderd te worden. Liever niet zelfs. Want wat ik graag de paradox van het vertalen noem, speelt bij hertalen nog sterker dan bij vertalen: hoe dichter je een tekst bij de lezer brengt, hoe verder de lezer verwijderd blijft van het origineel. Immers, de lezer hoeft dan zelf minder inspanning te leveren om de tekst te begrijpen. Hij hoeft zelf dus minder afstand te overbruggen. Maar de keerzijde daarvan is dat de tekst die hij onder ogen krijgt meer afwijkt van het origineel. Hoe sterker de brontekst bewerkt is, hoe meer je als lezer te maken hebt met een interpretatie van de hertaler in plaats van met de originele gedachten van de auteur. Veel meer dan vertalen is hertalen daarom zoeken naar de juiste balans, naar de juiste positie tussen lezer en brontekst.

Hertalen kun je daarom ook vergelijken met het restaureren van bijvoorbeeld een schilderij. Voorzichtig krab je er laagje voor laagje af aan vuil en vergeeld vernis, om vervolgens waar nodig nieuwe laagjes verf en nieuw vernis aan te brengen. Zo gaat het schilderij weer stralen en ziet het er weer uit als nieuw. Maar in hoeverre is het gerestaureerde schilderij dan nog het originele schilderij?

Bij hertalen werk ik ook in laagjes: ik moderniseer de spelling, ik verwijder naamvallen, ik vervang verouderde woorden en uitdrukkingen en ik pas de woordvolgorde en de zinsbouw aan. Daarbij zijn de laatste twee het lastigst. Ik verwijder niet alleen woorden die wij niet meer gebruiken en waarvan velen wellicht de betekenis niet meer kennen, of die in onze tijd een andere betekenis hebben gekregen. Ik verwijder ook woorden die wij nog wel kennen en gebruiken, maar die we nu als ouderwets en daardoor als deftig en afstandelijk ervaren. Zou ik zulke woorden laten staan, dan zou de tekst heel anders overkomen dan oorspronkelijk de bedoeling was. Hetzelfde geldt voor de zinsbouw. Wij zijn gewend aan kortere zinnen, waarbij we woorden vaak in een andere volgorde zetten dan men honderd jaar geleden deed. Ook op dat punt moet er dus afstand overbrugd worden. Maar woordkeus en zinsbouw hebben ook alles te maken met de betekenis. Door een ander woord te kiezen kun je de tekst zomaar net iets anders laten zeggen. En door een zin anders op te bouwen kan soms ook zomaar de klemtoon en daarmee de focus van de zin verschuiven. Ook dat heeft gevolgen voor de betekenis.

Om te voorkomen dat ik Bavinck zou laten buikspreken heb ik daarom terughoudend willen zijn. Het blijft een boek uit 1907. In onze tijd spreken we bijvoorbeeld meer over Jezus als onze Redder die ons redt en minder over Hem als onze Zaligmaker die ons zalig maakt. Mijn vingers jeuken dan om dat aan te passen, maar ik heb het niet gedaan. Zo heb ik ook het woord gerechtigheid laten staan waar ik zelf liever het woord rechtvaardigheid zou gebruiken. Wel heb ik van de discipelen leerlingen gemaakt en heb ik Heere gewijzigd in Heer. Ook heb ik (over het algemeen) zedelijk veranderd in moreel, stof in materie, ceremonie in ritueel, verborgenheden in mysteries, wijsbegeerte in filosofie, werkzaam en lijdelijk in actief en passief, onderwerpelijk en voorwerpelijk in subjectief en objectief en zo zou ik nog vele voorbeelden kunnen geven. Maar dit lijkt me wel voldoende om een indruk te krijgen van hoe ik het heb aangepakt.

Wat betreft de Bijbelcitaten: Bavinck gebruikte natuurlijk de Statenvertaling, maar citeerde zelden letterlijk. Ik heb voor het hertalen van de Bijbelcitaten gewoon dezelfde principes gebruikt als voor de rest van de tekst. Daarbij heb ik me zo nu en dan wel laten inspireren door andere vertalingen, maar ik heb die dus niet letterlijk gevolgd. De verwijzingen heb ik in een opvallend lettertype gezet, zodat ze gemakkelijk te vinden zijn. Bij de gedrukte versie heb ik achterin een index toegevoegd met namen en met alle tekstverwijzingen. Het originele register met onderwerpen en begrippen heb ik weggelaten. In plaats daarvan heb ik voorin een uitgebreide inhoudsopgave toegevoegd met niet alleen de hoofdstuktitels, maar ook titels voor alle paragrafen. Oorspronkelijk bevatte het boek wel paragrafen, maar zonder titels. Die titels heb ik dus zelf toegevoegd, net als de nummering. Hier en daar heb ik een langere paragraaf gesplitst in twee of meer paragrafen.

Al met al is dit voor mij weer een klus geweest waar ik met plezier aan gewerkt heb en ook zelf weer veel van heb geleerd. Ik hoop en bid dat het ook vele anderen mag helpen om blijmoedig en geestdriftig de grote werken van God te verkondigen.

Gerrit Veldman

IJsselmuiden, december 2022

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in