Beschrijving
Dit boekje bevat drie hoofdstukken uit mijn vertaling van de Institutie van Johannes Calvijn. Het zijn de laatste hoofdstukken uit het eerste boek, dat gaat over God als schepper. In de eerste hoofdstukken heeft Calvijn behandeld hoe we God kunnen kennen (uit zijn scheppingswerk, maar vooral uit de Bijbel) en vervolgens wie God is (de drie-enige God) en hoe Hij de aarde, de engelen en de mensen geschapen heeft. En tenslotte gaat Calvijn dan uitleggen dat God zijn schepping niet enkel maar geschapen heeft, maar dat Hij die ook nog steeds in stand houdt. Hij is er nog altijd heel actief bij betrokken en zorgt ervoor, leert Calvijn. Er gebeurt in zijn schepping nog altijd niets zonder dat Hij het wil en bestuurt. Dan gaat het dus over wat we ‘Gods voorzienigheid’ noemen.
In het eerste van deze drie hoofdstukken (1.16) legt Calvijn in het kort uit wat Gods voorzienigheid precies inhoudt. Dat is dan ook een vrij theoretisch hoofdstuk. Maar in het volgende hoofdstuk (1.17) gaat Calvijn in op de praktijk. Wat hebben we er als christenen aan om te weten dat God alles bestuurt en elke dag voor ons zorgt? Welke troost biedt het ons dat er niets gebeuren kan behalve wat goed voor ons is? Hoe helpt ons dat in ons dagelijks leven, in voor- én tegenspoed?
Daarbij gaat Calvijn in op allerlei vragen. Als God alles bestuurt, ook de daden van mensen, hoe zit het dan met onze menselijke verantwoordelijkheid? Kan God mensen hun fouten nog wel aanrekenen? En als alles verloopt volgens een vastgesteld plan, heeft het dan nog wel zin om te proberen onheil te voorkomen?
Maar het laatste hoofdstuk (1.18) is volledig gewijd aan dat ene probleem waar christenen altijd weer mee worstelen als het om Gods voorzienigheid gaat: als alles door God geleid wordt, hoe zit het dan met het kwaad? Hoe kan God goed, liefdevol en rechtvaardig zijn en ons tegelijk toch kwaad laten overkomen. Hoe kan Hij daden van mensen zo leiden dat ze zonde doen? Maakt dat God niet schuldig aan het kwaad?
Deze drie hoofdstukken bevatten dan ook een leer die velen, juist ook christenen, aanstootgevend vinden. Maar Calvijn laat zich hier kennen als een echte herder die weet wat er onder de mensen leeft, welke vragen en angsten ze hebben. In zijn tijd waren ziekte en dood wellicht nadrukkelijker elke dag aanwezig dan nu. Maar ook wij krijgen er toch allemaal vroeg of laat mee te maken. De vragen en angsten van de mensen van toen zijn ons daarom zeker niet vreemd. En de antwoorden en de troost die Calvijn biedt, zijn tijdloos. Het is dezelfde leer die gereformeerde kerken belijden in artikel 13 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis en in zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus. Een leer die volstrekt Bijbels is en waar generaties christenen moed en troost uit geput hebben.
Beoordelingen
Er zijn nog geen beoordelingen.