Beschrijving
Dit boekje bevat vier hoofdstukken uit mijn vertaling van de Institutie van Johannes Calvijn. Het zijn hoofdstukken uit het derde boek. Het eerste boek ging over wie God is en hoe Hij ons geschapen heeft en het tweede boek ging over wie Christus is en wat Hij gedaan heeft om ons te redden. Het derde boek vertelt vervolgens hoe wij deel krijgen aan dat reddingswerk en welke gevolgen dat voor ons heeft. Vrijwel aan het eind van dat boek behandelt Calvijn de uitverkiezing als de ultieme oorzaak van ons deel krijgen aan Gods genade en de redding in Christus. Alleen doordat God van tevoren uitkiest wie er aan zijn genade deel krijgen, kan die genade ook echt genade zijn.
In het eerste van deze vier hoofdstukken (3.21) beschrijft Calvijn kort waarom de leer van de uitverkiezing belangrijk is en wat die leer inhoudt. Hij benadrukt daarbij dat we niet verder mogen gaan dan wat God ons in zijn Woord leert, maar ook dat we aan de andere kant niets mogen verzwijgen van wat God ons wel duidelijk leert.
In het volgende hoofdstuk (3.22) gaat hij de leer van uitverkiezing verder onderbouwen vanuit de Bijbel. Hij neemt zijn vertrekpunt in wat Paulus leert in Romeinen 9-11 en beargumenteert dat de uitverkiezing van Jakob een uitverkiezing was voor redding en eeuwig leven. Vervolgens behandelt hij een aantal uitspraak van Jezus zelf in het Johannes-evangelie, die ook duidelijk de uitverkiezing laten zien. Ook confronteert hij zijn leer van de uitverkiezing met wat Augustinus en andere kerkvaders erover gezegd hebben, om te laten zien dat zijn leer niet iets nieuws is.
In het derde hoofdstuk (3.23) behandelt Calvijn een aantal veel voorkomende bezwaren tegen de leer van de uitverkiezing. Je kunt de uitverkiezing niet losmaken van de verwerping, zegt Calvijn. Gods besluit om bepaalde mensen uit te kiezen impliceert immers een besluit van God om ook mensen te verwerpen. Het een kan niet bestaan zonder het ander. Maar maakt dat God niet onrechtvaardig? Is het dan niet Gods schuld dat er mensen verloren gaan? Wat blijft er dan nog over van menselijke verantwoordelijkheid? Wat kunnen mensen er immers nog aan doen als God hen verwerpt? En trekt God zo geen mensen voor? En nog altijd het meest voorkomende bezwaar: als God je vooraf uitkiest of verwerpt, wat maakt het dan nog uit hoe je leeft en of je wel gelooft of niet? Wat heeft het dan nog voor zin om mensen op te roepen tot bekering?
Die laatste vraag diept Calvijn verder uit in het vierde hoofdstuk (3.24), waar hij bespreekt hoe de uitverkiezing zich verhoudt tot de roeping. Er zijn twee soorten roeping, zegt Calvijn: innerlijk en uiterlijk. De uiterlijke roeping is de oproep tot bekering en die oproep is voor alle mensen. Maar de innerlijke roeping is het werk van de Geest, die mensen tot bekering brengt, zodat ze gehoor geven aan de uiterlijke roeping. Die innerlijke roeping is alleen voor de uitverkorenen.
Daarom is die innerlijke roeping ook een bewijs van de uitverkiezing. Wie die innerlijke roeping bij zichzelf opmerkt, mag er zeker van zijn dat hij uitverkoren en dus gered is. Ten slotte gaat Calvijn dan in op de vraag hoe het dan zit met de verworpenen, die wel de uiterlijk, maar niet innerlijk geroepen worden. Is die uiterlijke roeping wel echt gemeend? Ja, zegt Calvijn. Maar is er dan soms een tegenstrijdigheid in Gods wil, als Hij mensen tegelijk wel (uiterlijke roeping) en niet (innerlijke roeping) wil redden? Nee, zegt Calvijn., maar wij begrijpen God niet. Zo sluit hij ook af, met citaten van Paulus en van Augustinus: wij mensen moeten ervoor terugdeinzen Gods rechtvaardigheid af te meten aan onze menselijke rechtvaardigheid.
Het mag duidelijk zijn dat Calvijn hier veel vragen behandelt die nog steeds bij veel mensen leven. De bezwaren die in onze tijd tegen de uitverkiezing worden ingebracht zijn niet nieuw. De leer van de uitverkiezing brengt velen in verwarring. Hoe kun je zeker zijn van je behoud als je niet weet of je wel uitverkoren bent? Hoe weet je of de uiterlijke roeping wel voor jou is en of je die wel mag aannemen? Maar Calvijn benadrukt voortdurend: God zal niemand afwijzen die een beroep doet op zijn barmhartigheid. Je moet je niet afvragen of je uitverkoren bent, maar je moet op Christus vertrouwen. En dan mag je weten dat je uitverkoren bent en dat Hij je nooit meer los zal laten. Dat is de troost van de uitverkiezing.
Beoordelingen
Er zijn nog geen beoordelingen.