3.24.14 – God laat de verworpenen verloren gaan omwille van zijn eer
'De verworpenen zijn aan de boosaardigheid en verdorvenheid van hun hart overgegeven omdat God hen met zijn rechtvaardig, maar onnaspeurlijk oordeel heeft laten opstaan om via hun veroordeling zijn eer te verheerlijken.'
3.4.29 – Vergeving impliceert kwijtschelding van de straf
'Als God zegt dat Hij niet zal denken aan de rechtvaardige daden van een goddeloze, dan betekent dat in elk geval dat Hij er geen rekening mee zal houden en ze niet zal belonen. En dat Hij niet aan de zonden denkt, betekent dus ook dat Hij er geen straf voor eist.'
3.20.14 – We kunnen vrijmoedig bidden als we Gods belofte geloven
'De waarde van onze gebeden en onze hoop dat we krijgen waar we om vragen, zijn gefundeerd op God beloften.'
3.17.5 – God accepteert onze goede daden uit genade
'De nieuwe geboorte is het herstel van Gods beeld in ons. Logisch dus dat God ieder liefheeft en eert in wie Hij zijn eigen gelaat ziet.'
3.5.1 – De misstanden van de aflaathandel
'Volgens de sofisten worden in aflaten de verdiensten van Christus en de martelaren uitgedeeld. De paus wijst die verdiensten toe in zijn bullen.'
3.18.8 – Paulus over liefde die meer is dan geloof
'Geloof rechtvaardigt niet omdat de waarde van het geloof voor ons rechtvaardigheid verdient. Nee, geloof is een instrument waardoor we gratis Christus' rechtvaardigheid in handen krijgen.'
3.17.15 – Gelovigen bereiken in dit leven geen volmaaktheid
'In het tegenwoordige leven is zelfs de beste levenswijze niet meer dan iets dat nog in ontwikkeling is. We zullen het doel pas bereiken als we verlost zijn van dit vlees van de zonde en ons volledig aan de Heer vastklampen.'
3.20.38 – Wij zijn samen leden van hetzelfde gezin
'Ons wordt niet geleerd om God ieder voor zich 'mijn Vader' te noemen. We moeten Hem juist samen 'onze Vader' noemen. Daardoor worden we erop gewezen hoeveel broederlijke liefde we voor elkaar moeten hebben.'
3.25.3 – Christus’ opstanding als spiegel van onze opstanding
'Telkens als het over de opstanding gaat, moet ons het beeld van Christus in gedachten komen. Hij vormt voor ons een onderpand van de toekomstige opstanding.'
3.22.4 – Paulus over Jacob en Esau
'Stel dat Jacob uitgekozen was omdat hij dat door zijn toekomstige goede eigenschappen verdiend had. Waarom zou Paulus dan zeggen dat hij nog niet geboren was? Dan zou het ook dom zijn om eraan toe te voegen dat hij nog niets goeds gedaan had.'
