3.20.45 – De vijfde bede
'We vragen of God ons wil vergeven zoals wij anderen vergeven. Maar dat betekent dus dat we bidden of Hij ons niet wil vergeven als wij zelf ook niet vergeven.'
3.20.9 – Bidden begint met vragen om vergeving
'God kan niemand anders genadig zijn dan degenen aan wie Hij vergeving schenkt. Het is dus logisch dat de gelovigen met deze sleutel de deur voor zich openen om te bidden.'
3.20.3 – Bidden is niet overbodig
'Dat de Heer de zijnen heeft leren bidden, heeft Hij niet in de eerste plaats bepaald omwille van zichzelf, maar juist omwille van ons.'
3.20.16 – Gebeden hoeven niet volmaakt te zijn
'De satan probeert gelovigen alle wegen te versperren om hen van het bidden af te houden. Maar ze moeten door die versperringen heen breken in de vaste overtuiging dat God toch blij is met hun pogingen.'
3.20.17 – Christus is onze advocaat
'Jezus Christus is als middelaar onze advocaat bij God. De Vader kan Hem niets weigeren.'
3.20.8 – De derde regel: nederigheid
'Ieder die God onder ogen komt om te bidden moet elk vertrouwen op zichzelf wegdoen door zichzelf weg te gooien en God alle eer te geven.'
3.20.40 – ‘In de hemel’
'We mogen niet iets aards of vleselijks over God fantaseren, we mogen Hem niet afmeten aan onze beperkte maatstaf en zijn wil niet beoordelen volgens onze neigingen.'
3.20.21 – Geen voorbede door gestorven heiligen
'Het zou veel te dwaas zijn - om niet te zeggen: krankzinnig - als we toegang tot God willen krijgen via de heiligen en ons laten afleiden van Christus. Ook voor hen staat er zonder Christus geen enkele toegang open.'
3.20.46 – De zesde bede
'De satan test Gods uitverkorenen om hen te gronde te richten, verloren te laten gaan, in verwarring te brengen en omver te halen. Maar God test hen omdat zo'n test bewijs oplevert van hun oprechtheid en omdat het een training is die hun kracht versterkt.'
3.20.4 – De eerste regel: al je aandacht richten op God
'Als je met God in gesprek gaat, mogen je gedachten en je hart er niet anders aan toe zijn dan daarbij gepast is. We moeten ons volledig wijden aan het bidden en, voor zover dat mogelijk is, boven onszelf uitstijgen.'
