3.2.16 – Geloven is zeker weten dat je gered bent
'Je bent alleen een gelovige als je erop vertrouwt dat je redding zeker is en als je de duivel en de dood onbekommerd tart.'
3.2.29 – Geloof is gebaseerd op de belofte van genade
'Geloof in eigenlijke zin begint en eindigt bij de belofte. Daar vindt het rust. Want geloof zoekt het leven in God.'
3.2.24 – Geloof is zeker omdat Christus in ons woont
'Je hebt deel gekregen aan Christus. Alles wat van Hem is, is ook van jou. Je hebt een ledemaat van Hem. Je bent één met Hem. Zijn rechtvaardigheid bedekt jouw zonden. Zijn redding haalt een streep door jouw veroordeling.'
3.2.13 – Andere betekenissen van het woord ‘geloof’
'Wie gelooft, bezit Christus en in Hem liggen alle schatten van kennis en wijsheid verborgen. Daarom wordt de betekenis van het woord "geloof" terecht uitgebreid tot heel de hemelse leer. Want geloof kan niet van die leer gescheiden worden.'
3.2.8 – Geen onderscheid tussen ‘gevormd’ en ‘ongevormd’ geloof
'We kunnen Christus met ons geloof ongetwijfeld nooit kennen zoals het hoort, zonder dat we in ons geloof tegelijk ook de heiliging van de Geest aannemen.'
3.2.6 – Geloof is onlosmakelijk verbonden met het Woord
'Geloof kan net zomin losgemaakt worden van het Woord als de stralen van de zon. Want dat is hun bron.'
3.2.14 – Geloven is weten
'Geloofskennis houdt vooral zekerheid in in plaats van begrip.'
3.2.30 – Het kenmerk dat waar geloof onderscheidt van vals geloof
'Hoe kan geloof ons redden? Toch alleen doordat het ons inlijft in het lichaam van Christus?'
3.2.21 – Geloof is ons schild tegen twijfel
'Als geloof geschokt wordt, gaat het net als met een soldaat die door de zware inslag van een speer gedwongen wordt een stukje terug te wijken. Maar verder staat hij stabiel. En als geloof zelf gewond raakt, is het net als met een schild dat door de inslag indeukt, maar niet doorboord wordt.'
3.2.43 – Geloof en hoop zijn gericht op hetzelfde doel
'Hoop is niets anders dan het voedsel en de harde kern van geloof.'
