3.2.20 – Onze onwetendheid zorgt voor twijfel en angst
'Voor ieder van ons vormt onze eigen onwetendheid een hindernis en een belemmering. Daardoor komen we niet zo dicht bijt God als we zouden willen.'
3.2.1 – Geloof moet gericht zijn op Christus
'We moeten Gods barmhartigheid met een vast geloof omhelzen en daar met een onwankelbare hoop op vertrouwen.'
3.2.12 – Waar geloof en vals geloof
'De overtuiging dat God hen liefheeft als Vader is niet stevig geworteld in de verworpenen. En dus gaat hun liefde voor Hem als kinderen ook niet diep. Ze worden geleid door een genegenheid als van een ingehuurde arbeider voor zijn baas.'
3.2.4 – Ons geloof is altijd beperkt
'Bij iedereen is geloof altijd vermengd met ongeloof.'
3.2.42 – Geloof en hoop zijn onafscheidelijk
'Als hoop ontbreekt, bewijst ons dat dat wij geen geloof hebben. Hoop is niets anders dan het verwachten van die dingen waarvan geloof gelooft dat God die echt beloofd heeft.'
3.2.39 – Geloofszekerheid is geen aanmatiging
'Je bent wel jammerlijk blind als je christenen beschuldigt van aanmatiging omdat ze zich erop durven beroemen dat de Heilige Geest bij hen is. Zonder die roem bestaat het christendom niet eens!'
3.2.17 – Geloofszekerheid sluit twijfel niet uit
'Het is met geloof echt net als met een palmboom: het buigt zich tegen alle moeilijkheden in recht zich omhoog.'
3.2.28 – Geloof richt zich op Gods liefde voor ons
'Als God met ons verzoend is, blijft er geen gevaar meer over. Dan komt alles goed.'
3.2.26 – Vrees voor God als Vader en als Heer
'Wie bij zichzelf bedenkt wat voor vader God voor ons is, heeft reden genoeg om vooral bang te zijn dat hij God ergert, banger dan voor welke dood ook, zelfs al zou er geen hel zijn.'
3.2.9 – Het woord ‘geloof’ heeft verschillende betekenissen
'Sommige mensen beschouwen Gods Woord als een zeer betrouwbare openbaring van God en ze negeren zijn bevelen niet volledig. Van zulke mensen verklaart de Schrift dat ze geloven, maar niet in eigenlijke zin.'
