2.2.4 – De vrije wil volgens de kerkvaders
'Ik denk dat de vroege kerkvaders de vermogens van de mens ophemelden omdat ze niet uitgelachen wilden worden door de filosofen en omdat ze ons vlees geen reden wilden geven om te verslappen.'
2.11.11 – Het vijfde verschil: Joden en heidenen
'Totdat Christus kwam, had de Heer één volk apart gezet om zijn genadeverbond tot hen te beperken. Maar toen Christus verschenen was, toen is de scheiding makende omheining afgebroken die Gods barmhartigheid zolang beperkt had tot het gebied van Israël.'
2.2.12 – De natuurlijke gaven van de mens zijn bedorven, maar niet verdwenen
'Het verstand van de mens is zo afgestompt, dat het niet op het juiste pas kan blijven waarlangs het de waarheid kan vinden. Het zwerft langs allerlei dwaalwegen.'
2.7.5 – Bewijzen uit de Schrift dat wij ons niet aan de morele wet kunnen houden
'Vanaf het allereerste begin is er nooit een heilige geweest die, gehuld in het lichaam van de dood, God met heel zijn verstand, heel zijn ziel en heel zijn vermogen liefhad. Ook zal er nooit iemand zijn die echte volmaaktheid zal bereiken, zolang hij nog niet verlost is van de last van het lichaam.'
2.16.13 – Christus is op de derde dag opgestaan uit de doden
'Door Christus' dood is de zonde vernietigd en de dood verslonden en door zijn opstanding is de rechtvaardigheid hersteld en het leven weer opgericht.'
2.5.5 – Het nut van vermaningen
'God werkt op twee manieren in zijn uitverkorenen. Vanbinnen door de Geest en vanbuiten door het Woord.'
2.17.4 – Christus heeft onze plaats ingenomen
'Als het effect is van Christus' vergoten bloed, dat onze zonden ons niet worden aangerekend, dan betekent dat dus dat dat bloed de prijs is waardoor aan Gods oordeel voldaan is.'
2.7.15 – Christus heeft ons bevrijd van de vloek van de morele wet
'Wij moeten verlost worden van de vloek van de wet en daarom is Christus voor ons een vervloekte geworden. Maar van het gezag van de wet is niets afgedaan. We horen de wet nog altijd te aanvaarden met dezelfde eerbied en gehoorzaamheid.'
2.17.1 – Dat Christus ons behoud verdiend heeft, is niet in strijd met Gods genade
'Enkel en alleen omdat God dat wilde, heeft Hij de middelaar aangesteld om voor ons ons behoud te verwerven.'
2.4.7 – De wil van de mens is niet alleen in bijzondere gevallen aan God onderworpen
'Telkens als God de weg wil banen voor zijn voorzienigheid, buigt en keert Hij de wil van de mensen, ook in uiterlijke dingen. Hun keus is niet zo vrij dat Gods wil niet over de vrijheid zou regeren.'
