2.10.1 – De overeenkomst en het verschil tussen het Oude en het Nieuwe Testament
'Alle mensen die God van het begin van de wereld heeft uitgekozen voor een positie onder zijn volk, waren zijn bondgenoten door de band van dezelfde wet en dezelfde leer als die voor ons gelden.'
2.2.5 – Drie soorten wil en drie soorten vrijheid
'Als de kerkvaders het hebben over de vrije wil, onderzoeken ze niet waar de wil toe in staat is in het dagelijks leven. Ze kijken vooral of de wil in staat is om Gods wet te gehoorzamen. Maar ik vind dat je de eerste vraag niet mag overslaan.'
2.8.11 – De twee tafels van de Tien Geboden
'Het heeft geen zin om rechtvaardigheid aan te prijzen zonder godsdienst. Dat ziet er niet beter uit dan een tentoongesteld lichaam waarvan het hoofd is afgehakt.'
2.8.19 – Het probleem van de kinderen en de zonden van hun vader
'Het valt niet te rijmen met de eerlijkheid van Gods rechtvaardigheid als Hij van een onschuldige straf eist voor de misdaad van een ander. Bovendien verzekert God ook zelf dat Hij niet toelaat dat een zoon opdraait voor de zonde van zijn vader.'
2.2.4 – De vrije wil volgens de kerkvaders
'Ik denk dat de vroege kerkvaders de vermogens van de mens ophemelden omdat ze niet uitgelachen wilden worden door de filosofen en omdat ze ons vlees geen reden wilden geven om te verslappen.'
2.8.12 – De indeling in tien geboden
'De onderverdeling van de tien geboden is een onderwerp waarover ieder zijn eigen mening mag hebben. Je moet hier niet over gaan discussiëren of debatteren met iemand die er anders of denkt.'
2.8.35 – Het vijfde gebod
'Degenen die de Heer een hogere positie heeft toegekend, laat Hij delen in zijn naam. Daarom horen we in de man die onze vader is, iets te zien van God. Want hij draagt die naam van God niet voor niets. En wie vorst of heer is, deelt in een stukje van Gods eer.'
2.1.11 – Dat de mens van nature zondig is, wil zeggen dat de zonde onontkoombaar is
'God is tevreden zelfs over de allerkleinste dingen die Hij gemaakt heeft. Hoe kan Hij dan boos zijn op het edelste schepsel van allemaal? Maar Hij is eerder boos om het bederf van wat Hij gemaakt heeft, dan om zijn maaksel zelf.'
2.2.6 – Werkende en meewerkende genade
'Het staat buiten kijf dat de vrije wil van de mens niet in staat is om goede daden te verrichten als hij niet door genade geholpen wordt. En dan gaat het om speciale genade die alleen de uitverkorenen krijgen als ze opnieuw geboren worden.'
2.1.9 – De mens is door de zonde volledig bedorven
'De mens is van het hoofd tot de voeten als het ware door een zondvloed overstroomd. Er is geen enkel stukje van de mens vrij van zonde. Alles wat er uit hem voortkomt, moet hem daarom als zonde worden aangerekend.'
