Het dorp waar mijn vrouw geboren is, Waardhuizen, in het Land van Altena, is maar klein. Lange tijd was het weinig meer dan één weg met aan weerszijden een aantal huizen, en nog wat huizen verspreid in het omliggende gebied. Woonde je in het dorp zelf, dan was je adres simpelweg Waardhuizen nummer zoveel. Pas in de laatste jaren is daar verandering in gekomen. Nu telt het dorp een paar heuse straatnamen. En een daarvan is de Louwrens Penninghof.

Toen ik dat voor eerst ontdekte, vond ik dat een hele verrassing. Louwrens Penning – was dat niet die schrijver L. Penning, van wie ik ooit wel eens een aantal boeken had gelezen en waaronder er één was die ik nooit was vergeten? Maar waarom was in dit kleine dorpje juist naar hem een straat genoemd? Kwam hij hier soms vandaan?
Ja dus. Louwrens Penning werd op 2 december 1854 in Waardhuizen geboren, als oudste zoon van de predikant van de christelijk-afscheiden gemeente daar. Zijn vader was afkomstig uit Oost-Friesland en toen Louwrens zeven was, vond zijn vader een nieuwe gemeente in het Oost-Friese Bunde. Maar nadat zijn vader in 1869 overleed, keerde Louwrens met zijn moeder en drie andere kinderen terug naar het Land van Altena. Zijn moeder begon een kruidenierswinkel in Dussen, waar ze vandaan kwam. Haar vader was in 1835 een van de voormannen geweest bij de Afscheiding in Dussen en zijn zus, haar tante dus, was getrouwd met de bekende afscheiden predikant George Frans Gezelle Meerburg uit het nabijgelegen Almkerk.
Natuurlijk moest Louwrens zijn moeder helpen. Met de hondenkar bezorgde hij kruidenierswaren bij klanten. Ondertussen bezocht hij het Instituut Hasselman in Nieuwendijk, waar hij een gedegen opleiding kreeg. Al jong begon hij met schrijven, maar succes had hij daarmee niet. Hij vond een baan als kantoorbediende, eerst in het Oost-Friese Weener en in 1880 in Gorinchem, waar zijn moeder inmiddels ook woonde. Daar werd hij gevraagd als medewerker aan het lokale antirevolutionaire weekblad De Drie Provinciën. Behalve journalistieke bijdragen leverde hij ook feuilletons. Die verhalen probeerde hij ook in boekvorm uitgegeven te krijgen, maar het lukte hem niet om uitgevers te interesseren. Dus probeerde hij het maar voor eigen rekening.
Zijn doorbrak kwam pas toen in 1899 de Tweede Boerenoorlog uitbrak. Twee van zijn broers waren naar Zuid-Afrika vertrokken. Louwrens zelf had dat ook wel gewild, maar zijn moeder kon hem slecht missen. De brieven van zijn broers inspireerden hem om over Zuid-Afrika en over de oorlogen tussen de Boeren en de Engelsen te schrijven. In Nederland werd zeer met de Boeren meegeleefd – ze waren immers van Nederlandse afkomst. En zodoende kwam er eindelijk belangstelling voor de verhalen van Penning en zagen uitgevers er brood in.
De boeken van Penning over de Boerenoorlogen, zoals De leeuw van Modderspuit en De held van Spionkop hebben lange tijd het beeld bepaald dat protestanten in Nederland van Zuid-Afrika hadden. Zijn verhalen werden enorm populair en beleefden gedurende heel de twintigste eeuw herdruk op herdruk. Maar Penning schreef ook andere historische verhalen. Daarin liet hij steeds duidelijk uitkomen dat de geschiedenis niet maar een reeks toevallige gebeurtenissen is, maar door God geleid wordt.
Dat is ook duidelijk merkbaar in Op de tweesprong, over de Franse Revolutie van 1789. Penning laat zich in dit boek duidelijk kennen als een gereformeerde antirevolutionair uit de school van Guillaume Groen van Prinsterer en Abraham Kuyper. Revolutie is ongeloof, had Penning van hen geleerd. En dus zet hij in dit boek de Revolutie doelbewust tegenover de Reformatie: de Revolutie is de omkering van de natuurlijke, door God gegeven orde, verzet tegen het door God gegeven gezag, miskenning van de ware vrijheid, gelijkheid en broederschap die in het evangelie zijn te vinden. Wie christen wil zijn, moet kiezen, want Revolutie en Reformatie sluiten elkaar uit.
Tegelijk tekent Penning de Franse Revolutie als straf van God voor het Franse koningshuis en de Franse adel, die in de eeuwen daarvoor de Franse gereformeerden, de hugenoten, zwaar vervolgd hadden.
Inmiddels leven wij opnieuw in een tijd een waarin enerzijds gepoogd wordt scheidslijnen die altijd vanzelfsprekend waren uit te wissen en goed en kwaad om te keren, en waarin anderzijds populistische leiders hun best doen de onvrede onder de massa te mobiliseren om bestaande staatsstructuren te ondermijnen. Net als in de tijd van de Franse Revolutie zien we hoe de drang naar vrijheid, gelijkheid en broederschap juist tot het tegendeel leidt, omdat men niet de vrijheid, gelijkheid en broederschap van het evangelie zoekt.
Dat maakt dit verhaal van Penning verrassend actueel. Maar het is ook nog steeds een heel boeiend en ontroerend verhaal. Zelf las ik het voor het eerst toen ik een jaar of vijftien was. En anders dan Pennings boeken over de Boerenoorlogen is dit boek me altijd bij gebleven. Toen ik het nu, zoveel jaar later, opnieuw las, greep vooral het einde me opnieuw aan.
Maar om dit boek weer een breder publiek te geven, heeft het wel wat restauratie nodig. Ik heb de spelling en interpunctie gemoderniseerd, de zinsbouw wat aangepast en een groot aantal verouderde woorden vervangen. Ook heb ik een aantal lange hoofdstukken gesplitst en boven elk hoofdstuk een kopje geplaatst met plaats en datum.
Daarbij ben ik uitgegaan van de eerste druk uit 1907. In latere drukken ontbreken een aantal hoofdstukken, vooral hoofdstukken die iets meer van de historische achtergrond schetsen. Misschien heeft dat er mee te maken dat Pennings boeken, die oorspronkelijk bedoeld waren voor volwassenen, later te weinig literair werden gevonden en daarom meer als verhalen voor de oudere jeugd werden beschouwd. Door de genoemde hoofdstukken weg te laten, kreeg het verhaal wat meer vaart, maar verloor het ook wat aan diepgang. Dat vond ik jammer. En omdat ik vermoed dat een boek als dit nu misschien wel eerder volwassenen dan jongeren aanspreekt, leek het me beter om weer terug te keren naar de oorspronkelijke versie voor volwassenen.
Ik hoop dat velen weer van dit prachtige verhaal zullen genieten.


















