Malchus.
Aan hem moest ik denken toen ik aan het begin van deze Stille Week las over de geweldsincidenten tegen journalisten bij kerken op Urk en in Krimpen aan de IJssel.
Toen er soldaten en slaven van de hogepriester naar de hof in Gethsemane kwamen om Jezus te arresteren, was Malchus één van hen. Het kostte hem, heel even, een oor. Want onder Jezus leerlingen was er een die zich niet wist te beheersen. Die een zwaard bij zich had, het trok en Malchus een oor afhieuw.
Heel voorstelbaar. Het zal je gebeuren dat er geweld gebruikt wordt tegen je geliefde meester die nooit iemand kwaad gedaan heeft, maar altijd alleen maar liefde bewezen heeft. Dat laat je toch niet zomaar gebeuren. En al helemaal niet als je zo impulsief bent als Petrus. Dan doe je wat je kunt om dat te voorkomen. Uit heilige verontwaardiging. Toch?
Maar Jezus keurde het af. En hij bestrafte Petrus en zette het oor van Malchus er weer aan.
Nu was dat natuurlijk een unieke situatie. Jezus zegt het zelf: ‘Zou Ik de beker niet drinken die mijn Vader Mij gegeven heeft?’ Hij moest gevangen genomen worden. Dat was de bedoeling. Alleen zo kon Hij ons redden van onze zonden. Dat mocht Petrus niet beletten (Johannes 16:10-11).
Maar Jezus zei ook nog iets anders: ‘Wie het zwaard neemt, zal door het zwaard omkomen’ (Mattheüs 26:52). Dat maakt de reikwijdte van Jezus’ verwijt aan Petrus breder dan alleen dit specifieke geval.
Maar wat bedoelde Jezus daar precies mee? Moeten alle zwaarden (en andere wapens) de wereld uit? Is geweld in alle gevallen verkeerd? Nee, zo breed kan de toepassing hier nu ook weer niet zijn. De overheid mag geweld gebruiken om burgers te beschermen en onrecht te bestrijden (Romeinen 13:4). Ook denk ik niet dat Jezus hier zelfverdediging afkeurt of het met geweld beschermen van je naasten tegen het kwaad van anderen.
Maar voorop moet altijd staan dat je je naaste, ook je vijanden, moet liefhebben. Je moet goeddoen wie jou haten. Je moet bidden voor wie jou vervolgen. Je moet zegenen wie jou vervloeken.
En dat geldt helemaal als men je haat, vervolgt, vervloekt omdat je christen bent.
Diezelfde avond nog had Jezus het tegen zijn leerlingen gezegd: een slaaf staat niet boven zijn meester. Zoals ze Hem zouden vervolgen, zo zouden ze ook zijn leerlingen vervolgen (Johannes 15:18-25). Zou zullen ze ook ons vervolgen.
Dat is dan ook wat er in de hof van Gethsemane gebeurde. Die soldaten kwamen daar om Jezus gevangen te nemen omdat Hij zich presenteerde als de Messias en als Gods Zoon. Dat wilden de Joodse leiders niet accepteren. En daarom kwamen ze met geweld, met zwaarden en stokken op Jezus af. Dat was geloofsvervolging.
Dat was ook wat er afgelopen zondag gebeurde op Urk en in Krimpen. Daar kwamen journalisten op een onheuse manier mensen belagen en uitdagen omdat ze christen zijn. Omdat ze in vertrouwen op God een pandemie durven trotseren en hun geestelijke gezondheid en hun relatie met God boven hun lichamelijke gezondheid stellen. Omdat ze de publieke opinie durven trotseren door hogere normen te volgen dan die van de maatschappij.
En het was niet voor het eerst dat christenen in ons land op deze manier bejegend werden. Begrip, verdraagzaamheid en een eerlijke en fatsoenlijke behandeling tegenover christenen lijkt steeds uitzonderlijker te worden. En het wordt steeds moeilijker om als christen alles maar gelaten over je heen te laten komen. Verdachtmakingen, leugens, onrecht, spot, haat, onbeschoft en uitdagend gedrag – probeer daar maar eens vriendelijk en beleefd bij te blijven, zonder je boosheid te uiten. Zeker als je een karakter als dat van Petrus hebt.
Geen wonder dus dat er dan ook eens iemand reageerde als Petrus en terugsloeg.
Maar het was wel helemaal fout.
Juist als je belaagd wordt omdat je een volgeling van Jezus bent, moet je je ook gedragen zoals Jezus dat deed: stil en geduldig het onrecht ondergaan dat je wordt aangedaan. Zeker, Jezus had daarin een bijzondere taak: Hij moest lijden om ons te redden. Dat was iets zo specifieks dat wij dat niet kunnen en ook niet hoeven nadoen. Maar in dat lijden liet Jezus ook iets algemeens zien: zijn macht en glorie liggen in zwakte en nederigheid.
En dat moet toch echt ons voorbeeld zijn. Wij moeten Gods liefde en glorie laten zien aan de mensen om ons heen. Dat kan alleen door zwak en nederig te blijven. Wie erop slaat, wie een trap uitdeelt of het gaspedaal te hard indrukt, doet het tegendeel.
Die verduistert Gods liefde en glorie.
Petrus moest dat in Gethsemane nog leren. Maar later schreef hij dat we het niet vreemd moeten vinden, maar juist blij moeten zijn als we mogen delen in het lijden van Christus. Als we om Christus’ naam beledigd worden, zijn we gelukkig. En juist dan wordt Christus verheerlijkt! Niet als we lijden als moordenaar, dief of kwaaddoener, maar wel als we lijden als christen (1 Petrus 4:12-15).
Daarmee refereerde hij aan Jezus’ eigen woorden, bijvoorbeeld die aan het begin van de Bergrede:
Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij. Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, want zo hebben ze de profeten vervolgd die er vóór u geweest zijn (Mattheüs 5:11-12).
Laten we dat dus maar doen als we als christenen onheus bejegend worden: niet klagen en zeker niet terugslaan, maar ons verheugen! Wat een getuigenis zal ervan uitgaan als de wereld niet ons geklaag en onze verontwaardiging, maar onze vreugde ziet…