De koraalbewerking over Werde munter, mein Gemüte (BWV 1118) van Johann Sebastian Bach, gespeeld op het orgel van de Grote of Sint-Michaëlskerk in Zwolle (via Hauptwerk).
Werde munter mein Gemüte,
Und ihr Sinne geht herfür,
Daß ihr preiset Gottes Güte,
Die er hat getan an mir,
Da er mich den ganzen Tag
Vor so mancher schwerer Plag,
Vor Betrübnis, Schand und Schaden
Treu behütet hat in Gnaden.
Deze bewerking begint met de melodie in de sopraan. Na twee regels verhuist de melodie naar de alt. De begeleiding is dan in een driedelig ritme. Vanaf regel vijf is de begeleiding weer in een vierdelig ritme. In regel zes klinkt de melodie weer in de sopraan, maar bij de laatste twee regels op nieuw in de alt. De regels vijf tot en met acht worden vervolgens nog eens herhaald, waarna de regels zeven en acht als een soort coda nog een extra bewerking krijgen met de melodie in de sopraan.
Registratie:
Borstwerk: Roerfluit 4′, Gemshoorn 2′