De Sonata VI in G (BWV 530) van Johann Sebastian Bach, gespeeld op het orgel van de Grote of Sint-Michaëlskerk in Zwolle (via Hauptwerk).
De zesde sonate is, vermoed ik, de bekendste van de zes. Hij begint opvallend: de beide bovenstemmen spelen het openingsthema unisono. Pas vanaf maat 8 gaan ze elk hun eigen weg, waarbij elkaar wel voortdurende imiteren. Doordat de opening zo opvallend is, valt het ook direct op wanneer de opening tegen het eind van het eerste deel herhaald wordt. Een ABA-vorm dus.
Het tweede deel heeft een AABB-vorm. Het derde deel vormt een waardig slot van de hele serie met een springerig thema en net als in het eerste deel veel imitaties tussen de beide bovenstemmen.
Registratie:
Vivace:
Hoofdwerk: Octaav 8′, Octaav 4′, Ruijschpijp
Bovenpositief: Praestant 8′, Octaav 4′, Quinta 3′
Pedaal: Subbas 16′, Octaav 8′
Lente:
Hoofdwerk: Roerfluit 8′
Rugwerk: Roerfluit 8′, Quintadena 8′
Pedaal: Subbas 16′, Holpijp 8′
Tremulant
Allegro:
Hoofdwerk: Octaav 8′, Octaav 4′, Superoctaav 2′, Ruijschpijp
Rugwerk: Praestant 8′, Octaav 4′
Bovenpositief: Praestant 8′, Octaav 4′, Quinta 3′
Borstwerk: Fluitgedekt 8′, Praestant 4′, Superoctaav 2′, Nachthoorn 1′
Pedaal: Praestant 16′, Octaav 8′, Superoctaav 4′, Vlakfluit 2′
Hoofdwerk+Rugwerk, Bovenpositief+Borstwerk