De Sonata IV in e (BWV 528) van Johann Sebastian Bach, gespeeld op het orgel van de Grote of Sint-Michaëlskerk in Zwolle (via Hauptwerk).
Deze vierde sonate is opvallend anders dan de andere vijf. Hij begint namelijk met een langzame opening, die – echter al na vier maten naadloos overgaat in een snel deel. Het slotdeel vind ik zelf hondsmoeilijk. Ik vrees dat dat ook te horen is, zelfs al speel ik het lang zo snel niet als vaak gebeurd. Dat hoeft volgens mij ook niet, want Bach schrijft slechts ‘een beetje’ allegro voor.
Registratie:
Adagio – Vivace:
Hoofdwerk: Octaav 4′
Bovenpositief: Praestant 8′
Pedaal: Subbas 16′, Octaav 8′
Andante:
Bovenpositief: Holpijp 8′, Holpijp 4′
Borstwerk: Fluitgedekt 8′, Dulciaan 8′
Pedaal: Subbas 16′, Holpijp 8′
Un poc’allegro:
Bovenpositief: Praestant 8′, Holpijp 8′, Holpijp 4′, Sifflet 1 1/2′
Borstwerk: Praestant 4′, Roerfluit 4′, Gemshoorn 2′, Nachthoorn 1′
Pedaal: Subbas 16′, Octaav 8′, Holpijp 8′