De Sonata III in d (BWV 527) van Johann Sebastian Bach, gespeeld op het orgel van de Grote of Sint-Michaëlskerk in Zwolle (via Hauptwerk).
Deze derde sonate vind ik het misschien wel het gemakkelijkst. Of misschien komt het omdat ik die altijd het meest gespeeld heb, omdat ik er goede herinneringen aan heb. Hij staat namelijk op de eerste cd die ik ooit gekocht heb, van Wouter van den Broek op het orgel van de Grote Kerk in Zwolle. Ik heb voor mijn opname dan ook dezelfde registratie gebruikt als Wouter van de Broek.
De beide snelle delen hebben een ABA-vorm, waarbij de opening aan het eind dus weer terug komt. Het middendeel heeft een AABB-vorm, net als in de sonates 1 en 6. Het bestaat uit twee delen die elk een keer herhaald worden.
Het lastigste uit deze sonate is de polyritmiek in het eerste deel, maar er zijn in de orgelliteratuur heel wat lastiger gevallen van polyritmiek. Deze is wel te doen, vind ik.
Registratie:
Andante:
Hoofdwerk: Octaav 8′, Roerfluit 8′
Rugwerk: Praestant 8′, Roerfluit 8′, Quintadena 8′
Bovenpositief: Viola di Gamba 8′
Pedaal: Praestant 16′, Subbas 16′, Octaav 8′, Holpijp 8′
Hoofdwerk+Bovenpositief
Adagio e dolce:
Rugwerk: Roerfluit 8′
Bovenpositief: Holpijp 8′, Viola 8′
Pedaal: Subbas 16′, Octaav 8′
Vivace:
Hoofdwerk: Octaav 8′, Roerfluit 8′, Speelfluit 4′
Rugwerk: Praestant 8′, Octaav 4′, Quintadena 8′, Fluit 4′
Bovenpositief: Holpijp 8′, Viola 8′, Holpijp 4′
Pedaal: Subbas 16′, Octaav 8′, Holpijp 8′, Superoctaav 4′
Hoofdwerk+Bovenpositief