Het Praeludium & Fuga in f (BWV 534) van Johann Sebastian Bach, gespeeld op het orgel van de Grote of Sint-Michaëlskerk in Zwolle (via Hauptwerk).
Het preludium is als het ware gebouwd op een fundament van een zeven keer herhaald simpel motief in het pedaal. Daarboven klinken twee stemmen. Vervolgens volgt er een vierstemmig gedeelte waarin gemoduleerd wordt naar c, waarna het begin herhaald wordt, maar nu dus niet in f, maar in c. Na opnieuw een vierstemmig gedeelte, sluit het preludium af met een groot verminderd septiem-akkoord in b (boven een c in het pedaal), snel passagewerk en een kort coda.
De fuga laat goed horen waarom f kleine terts bekend staat als een sombere en dramatische toonsoort. Het thema is kort: vier halve en vier kwart noten, in een 2/2-maat. Opvallend is de dalende verminderde septiem-sprong van de derde naar de vierde noot: een saltus duriusculus. Maar de hele fuga zit vol met dissonanten en chromatiek en maakt daardoor een overweldigend dramatische indruk. Net als het preludium, sluit de fuga af met heel even iets wat op passagewerk lijkt en een kort coda.
Hoewel het hele stuk duidelijk de stijl en de monumentaliteit van Bachs grote orgelwerken ademt, zijn er toch serieuze twijfels over zijn auteurschap. Dat heeft te maken met de kwaliteit. De mensen die er verstand van hebben, zeggen dat vooral de fuga hier en daar knullig in elkaar zit. En een jeugdwerk van Bach kan het niet zijn. Daarvoor is de stijl te modern. Het ligt dus voor de hand om de auteur te zoeken onder Bachs leerlingen. Tegenwoordig wordt Bachs oudste zoon Wilhelm Friedemann nogal eens genoemd als de componist van dit stuk.
Registratie:
Hoofdwerk: Praestant 16′, Octaav 8′, Roerfluit 8′, Octaav 4′, Nasaat 3′, Superoctaav 2′, Ruijschpijp, Mixtuur, Trompet 16′, Trompet 8′
Rugwerk: Praestant 8′, Roerfluit 8′, Octaav 4′, Superoctaav 2′, Sexquialtera, Fagot 16′, Schalmeij 8′
Pedaal: Praestant 16′, Octaav 8′, Superoctaav 4′, Mixtuur, Basuin 16′
Hoofdwerk+Rugwerk, Pedaal+Hoofdwerk