Het Praeludium & Fuga in E (BWV 566) van Johann Sebastian Bach, gespeeld op het orgel van de Grote of Sint-Michaëlskerk in Zwolle (via Hauptwerk).
De titel van dit stuk dekt niet echt de lading. In plaats van één fuga, maar twee, van elkaar gescheiden door een intermezzo. Net als bij BWV 551 past bij zo’n stuk in Noord-Duitse stijl beter de simpele benaming Praeludium.
De toonsoort E is vrij ongebruikelijk. Op orgels met een oude stemming is deze toonsoort vrijwel onbruikbaar. Vandaar dat er ook een versie van dit stuk bestaat in C. Maar het orgel in Zwolle heeft (of beter: had toen deze sampleset gemaakt werd) een gelijkzwevende stemming. Dus de versie in E klinkt hier prima.
Het Praeludium opent met het gebruikelijke passagewerk, een pedaalsolo en grote akkoorden, gekruid met dissonanten. Het thema van de lange eerste fuga is typisch voor de Noord-Duitse barok. Vergelijkbare thema’s met nootherhalingen kom je ook tegen bij Buxtehude, Bruhns en anderen. De tweede fuga kent een heel ander karakter: breed en statig, pompeus zelfs. Aan het eind gaat deze fuga over in een toccata-achtig slot, zelfs met een pedaalsolo die sterk lijkt op die aan het begin, zodat de cirkel weer rond is.
Registratie:
Hoofdwerk: Praestant 16′, Octaav 8′, Roerfluit 8′, Octaav 4′, Superoctaav 2′, Ruijschpijp, Trompet 8′
Bovenpositief: Praestant 8′, Holpijp 8′, Quinta 6′, Octaav 4′, Quinta 3′, Superoctaav 2′, Tertiaan, Scherp
Pedaal: Praestant 16′, Octaav 8′, Superoctaav 4′, Mixtuur, Basuin 16′
Hoofdwerk+Bovenpositief, Pedaal+Hoofdwerk
Fuga:
Rugwerk: Roerfluit 8′, Octaav 4′, Superoctaav 2′, Scherp, Schalmeij 8′
Pedaal: – Praestant 16′, + Subbas 16′
– Pedaal+Hoofdwerk
Maat 123:
Pedaal: – Subbas 16′, + Praestant 16′
+ Pedaal+Hoofdwerk
Maat 134:
Hoofdwerk: + Mixtuur, Trompet 16′
Bovenpositief: + Trompet 4′