Het Praeludium & Fuga in e (BWV 533) van Johann Sebastian Bach, gespeeld op het orgel van de Grote of Sint-Michaëlskerk in Zwolle (via Hauptwerk).
Een compact stuk, waarbij de beide delen sterk aan elkaar verwant zijn en bovendien beiden vrijwel even lang duren. Het Praeludium is een duidelijk voorbeeld van de stylus fantasticus: grillig van vorm. Toonladders, trillers, volle akkoorden en korte pedaalsoli wissel elkaar in hoog tempo af en dan ook nog eens vol dissonanten. De Fuga heeft maar een kort en eenvoudig thema en is ook zelf vrij eenvoudig van opzet. Het thema wordt regelmatig slechts begeleid door enkel akkoorden. Maar juist daardoor is de verwantschap met het Praeludium sterk.
Voor de registratie heb ik gekozen voor een vrij groot plenum zonder tongwerken. In Zwolle klinkt dat al snel veel te schel, maar dit stuk kan het wel hebben. Al die dissonanten vragen immers om wat rauwheid in de klank.
Registratie:
Hoofdwerk: Praestant 16′, Octaav 8′, Roerfluit 8′, Octaav 4′, Superoctaav 2′, Ruijschpijp
Bovenpositief: Praestant 8′, Quinta 6′, Octaav 4′, Quinta 3′, Superoctaav 2′, Scherp
Borstwerk: Fluitgedekt 8′, Praestant 4, Superoctaav 2′, Mixtuur
Pedaal: Praestant 16′, Octaav 8′, Holpijp 8′, Superoctaav 4′, Basuin 16′, Trompet 8′
Hoofdwerk+Bovenpositief, Hoofdwerk+Borstwerk, Pedaal+Hoofdwerk