De Passacaglia in c (BWV 582) van Johann Sebastian Bach, gespeeld op het orgel van de Grote of Sint-Michaëlskerk in Zwolle (via Hauptwerk).
Ruim 8 naar na mijn eerste Bach-opname is hier dan eindelijk de laatste. En niet minste. Want dit is toch het allermooiste stuk uit de hele orgelliteratuur?
Een passacaglia is een stuk met een basso ostinato, dat wil zeggen: een bas-thema dat continu herhaald wordt. In Bachs Passacaglia gaat dat een beetje anders: het thema verhuist soms naar een andere stem of het verdwijnt achter gebroken akkoorden. En op een gegeven moment gaat de passacaglia naadloos over in een fuga, waarbij de eerste helft van het thema het fuga-thema vormt.
Zoals gebruikelijk bij Bach is deze Passacaglia een imposant bouwwerk waarbij overduidelijk goed is nadacht over de structuur en waarbij getallen een belangrijke rol spelen. Het stuk telt 292 maten. De eigenlijke passacaglia telt er 168, oftewel 21 keer het thema van 8 maten. 21 is 3×7. De fuga telt 124 maten, waarin het thema 12 keer voorkomt. 12 is niet alleen het omgekeerde van 21, maar ook 3×4, terwijl 7 3+4 is. De verhouding tussen de passacaglia en de fuga (168 : 124) is vrijwel 4 : 3. Er ontbreken alleen 2 maten aan de fuga. Ook de maatsoort is 3/4. Het thema omvat 15 noten en in de fuga blijven er daar 8 van over. 15 min 8 is 7. Het slotakkoord van zowel de passacaglia als van de Fuga telt 7 noten. Het slotakkoord van de passacaglia valt echter samen met de eerste noot van de fuga, zodat er op dat moment dus 8 noten klinken. 8 plus 7 is 15. In maat 285 heeft het fuga een bedrieglijk slot. Daarna volgt nog een coda van 7 maten. Ook valt er een duidelijke cesuur in de fuga na exact 70 maten, waar opeens een stijgende lijn begint. 124-70-7=47. Opnieuw lijken er twee maten aan de fuga te ontbreken, want 49 zou 7×7 geweest zijn.
Ik herinner me dat ik in mijn studententijd in het tijdschrift Het Orgel een artikel las van Peter Ouwerkerk, die betoogde dat Bachs Passacaglia een verklanking was van het Bijbelboek Openbaring. De 21 passacaglia-variaties en de fuga als 22e variatie zouden staan voor de 22 hoofdstukken en hij meende allerlei elementen uit die hoofdstukken in het stuk te kunnen aanwijzen. Ik vond dat een zeer interessante gedachte.
Voor de registratie ben ik te rade gegaan bij de eerste cd die ik ooit kocht, die van Wouter van den Broek. Die cd vormde ook mijn eerste kennismaking met Bachs Passacaglia. Overrompelend mooi vond ik het toen. Ik wijk echter op één punt af van die registratie. Ik speel het hele stuk op het Hoofdwerk, terwijl Wouter van den Broek de passages zonder pedaal op het Rugwerk speelde. Ik vind dat afbreuk doen aan de monumentale architectuur van het stuk. Ik heb ook weinig positiefs te zeggen over de manier van registreren die tegenwoordig helaas weer gebruikelijk lijkt te worden, waarbij de registratie door heel het stuk varieert, van één stem tot vol orgel.
Registratie:
Hoofdwerk: Praestant 16, Quintadena 16′, Octaav 8′, Roerfluit 8′, Octaav 4′, Nasat 3′, Superoctaav 2′, Ruijschpijp, Mixtuur, Trompet 16′, Trompet 8′
Rugwerk: Praestant 8′, Roerfluit 8′, Quintadena 8′, Octaav 4′, Quintfluit 3′, Superoctaav 2′, Scherp, Fagot 16′, Schalmeij 8′
Bovenpositief: Praestant 8′, Octaav 4′, Quinta 3′
Pedaal: Praestant 16′, Subbas 16′, Octaav 8′, Holpijp 8′, Superoctaav 4′, Vlakfluit 2′, Basuin 16′, Trompet 8′, Trompet 4′, Cornet 2′
Hoofdwerk+Rugwerk, Hoofdwerk+Bovenpositief, Pedaal+Hoofdwerk
Maat 285:
Rugwerk: + Sexquialter, Cymbel
Pedaal: + Fagot 32′