De koraalbewerking over Jesu, meine Freude (BWV 753) van Johann Sebastian Bach, gespeeld op het orgel van de Grote of Sint-Michaëlskerk in Zwolle (via Hauptwerk).
Jesu, meine Freude,
Meines Herzens Weide,
Jesu, meine Zier,
Ach wie lang, ach lange
Ist dem Herzen bange
Und verlangt nach dir!
Gottes Lamm, mein Bräutigam,
Außer dir soll mir auf Erden
Nichts sonst Liebers werden.
Deze koraalbewerking volgt hetzelfde procedé als BWV 691 en BWV 728: een versierde melodie boven een tweestemmige begeleiding. Ook de bron is vergelijkbaar: deze koraalbewerking staat in het Klavierbüchlein voor Bachs zoon Wilhelm Friedemann. Ook BWV 691 staat daarin, terwijl de laatste met BWV 728 voorkomt in het Klavierbüchlein voor Bachs vrouw Anna Magdalena.
Nu bevatten deze Klavierbüchleins vooral werken voor klavecimbel. En deze drie koraalbewerkingen zijn ook prima op een klavecimbel te spelen. Maar in Bachs tijd was het repertoire voor orgel en klavecimbel nog niet strikt gescheiden. Bovendien bevat het Klavierbüchlein voor Anna Magdalena een onmiskenbaar orgelwerk: de Fantasia in C (BWV 573). Dus uitvoering op orgel ligt ook voor de hand.
Helaas is er één punt waarop dit werk afwijkt van BWV 691 en BWV 728 en overeenkomt met BWV 573: het is niet compleet. Midden in de voorlaatste regel breekt het abrupt af.
Registratie:
Hoofdwerk: Roerfluit 8′, Speelfluit 4′, Nasaat 3′, Vox Humana 8′
Rugwerk: Roerfluit 8′, Quintadena 8′, Tremulant
Tremulant