De koraalbewerking over Jesu, der du meine Seele (BWV 752) van Johann Sebastian Bach, gespeeld op het orgel van de Grote of Sint-Michaëlskerk in Zwolle (via Hauptwerk).
Wenn ich vor Gericht soll treten,
da man nicht entfliehen kann;
ach, so wollest du mich retten,
und dich meiner nehmen an.
Du allein, Herr, kannst es wehren,
daß ich nicht den Fluch darf hören:
ihr, zu meiner linken Hand,
seyd von mir noch nie erkannt!
Deze bewerking bestaat uit een canon tussen de sopraan en de alt, met daaronder een zogenaamde lopende bas: een vrijwel constante achtsten-beweging. Dat past erg goed bij het negende couplet van dit lied waar het gaat over treden voor het gericht. Ook de canonvorm past daar wel bij. Het woord ‘canon’ betekent zoiets norm of richtsnoer. En in dit couplet gaat het erom dat we naar Gods normen altijd tekort komen. Daarom kan alleen Jezus de vloek van ons weren.
Dit stuk is zo simpel, dat eigenlijk niemand zich kan voorstellen dat dit echt van Bach zou zijn.
Registratie:
Rugwerk: Praestant 8′, Fluit 4′, Quintfluit 3′, Tremulant
Bovenpositief: Praestant 8′
Borstwerk: Fluitgedekt 8′, Praestant 4′, Sexquialtera
Pedaal: Subbas 16′, Octaav 8′
Bovenpositief+Borstwerk, Tremulant