De koraalbewerking over Herr Gott, nun schleuß den Himmel auf (BWV 1092) van Johann Sebastian Bach, gespeeld op het orgel van de Grote of Sint-Michaëlskerk in Zwolle (via Hauptwerk).
Herr Gott, nun schleuß den Himmel auf,
mein Zeit zum End sich neiget;
ich hab vollendet meinen Lauf,
des sich mein Seel sehr freuet,
hab gnug gelitten,
mich mud gestritten,
schick mich fein zu zur ewgen Ruh.
Las fahren, was auf Erden,
will lieber selig werden.
Een korte koraalfantasie over een lied dat gebaseerd is op de Lofzang van Simeon. Het is geen letterlijke berijming, maar meer een lied waarin het gelovig wachten van Simeon op het zien van Jezus voor hij sterft wordt toegepast op het eigen gelovig uitzien naar het levenseinde.
Maar in het eerste couplet is dat verband met Simeon nog niet zichtbaar. Daar gaat het meer over uitzien naar de hemel in het algemeen. En op grond van de tekst zou je een somber, melancholiek stuk verwachten. Maar nee, zoals zo vaak bij Bach als het over het sterven gaat, pakt hij juist uitbundig uit. De vierde regel is voor hem de kern: mijn ziel verheugt zich op het einde van mijn levensloop!
Het stuk begint met een opvallende echo die de eerste en derde melodieregel onderbreekt en die klinkt alsof er aan de hemelpoort geklopt wordt of God wil opendoen. Daarna snelle loopjes om de vreugde te laten horen, terwijl je van het lijden en strijden eigenlijk niets terughoort. In de laatste regel nogmaals het echo-motief en tot slot en nog sneller coda als om te benadrukken dat het eind van het aardse leven niet snel genoeg kan komen.
Registratie:
Hoofdwerk: Octaav 8′, Octaav 4′
Rugwerk: Praestant 8′, Octaav 4′
Hoofdwerk+Rugwerk