De koraalbewerking over Christ lag in Todes Banden (BWV 625) van Johann Sebastian Bach, gespeeld op het orgel van de Grote of Sint-Michaëlskerk in Zwolle (via Hauptwerk).
Christ lag in Todes Banden
Für unsre Sünd gegeben,
Er ist wieder erstanden
Und hat uns bracht das Leben;
Des wir sollen fröhlich sein,
Gott loben und ihm dankbar sein
Und singen halleluja,
Halleluja!
De eerste bewerking uit Bachs Orgel-Büchlein over een Paaslied is meteen uitbundige. Een doorgaande zestiende beweging in alt, tenor en bas zorgen voor een levendige begeleiding onder de melodie in de sopraan. Twee keer neemt ook de melodie deel aan de zestienden beweging: in regel zes op de eerste lettergrepen van de woorden loven en dankbaar en dan ook meteen met het motiefje dat het hele stuk domineert.
Verder valt het springende motief op in de begeleiding bij het woord halleluja, zowel in regel zeven als regel acht.
Registratie:
Hoofdwerk: Octaav 8′, Roerfluit 8′, Octaav 4′, Nasaat 3′, Superoctaav 2′, Trompet 8′
Borstwerk: Fluitgedekt 8′, Praestant 4′, Superoctaav 2′, Quintanus 1 1/2′
Pedaal: Praestant 16′, Octaav 8′, Basuin 16′
Hoofdwerk+Borstwerk, Pedaal+Hoofdwerk