De koraalbewerking over Allein Gott in der Höh sei Ehr (BWV 675) van Johann Sebastian Bach, gespeeld op het orgel van de Grote of Sint-Michaëlskerk in Zwolle (via Hauptwerk).
Wir loben, preis’n, anbeten dich
Für deine Ehr’; wir danken,
Daß du, Gott Vater ewiglich
Regierst ohn’ alles Wanken.
Ganz ungemeß’n ist deine Macht,
Fort g’schieht, was dein Will’ hat bedacht;
Wohl uns des feinen Herren!
Na twee maal drie bewerkingen over het Kyrie volgen er in Bachs Clavier-Übung III drie bewerkingen over het Gloria. Daarvoor gebruikt Bach het lied Allein Gott in der Höh sei Ehr. En je mag aannemen dat net als bij het Kyrie (en net als bij de drie bewerkingen over dit lied van de 18 Leipziger Choräle, BWV 662, 663 en 664) deze drie bewerkingen achtereenvolgens gewijd zijn aan de drie personen van de drie-eenheid: Vader, Zoon en Geest.
Het getal drie speelt bij deze drie bewerkingen nog een extra rol: alle drie de bewerkingen zijn driestemmig. Bovendien is de eerste bewerkingen geschreven in een 3/4 maat én gebruikt Bach veel triolen.
Deze bewerking is een trio met de melodie in de middenstem. Maar omdat het een manualiter-bewerking is, worden alle drie de stemmen op één klavier gespeeld. De boven- en onderstem imiteren elkaar en jagen elkaar na. De bovenstem kruist daarbij regelmatig de melodie. Maar het lastigste aan deze bewerking is de polyritmiek die ontstaat wanneer triolen in de bovenstem tegenover twee zestienden in de onderstem staan of andersom.
Registratie:
Borstwerk: Holpijp 8′, Woudfluit 2′