Johann Sebastian Bach – ‘Ach, Gott und Herr’ (BWV 714)

0
606

De koraalbewerking over Ach, Gott und Herr (BWV 714) van Johann Sebastian Bach, gespeeld op het orgel van de Grote of Sint-Michaëlskerk in Zwolle (via Hauptwerk).

Ach Gott und Herr,
wie groß und schwer
sind mein begangne Sünden!
Da ist niemand,
der helfen kann,
in dieser Welt zu finden.

Zu dir flieh ich,
verstoß nicht mich,
wie ichs wol hab verdienet.
Ach Gott, zörn nicht,
geh nicht ins Gricht,
dein Sohn hat mich versöhnet.

Solls ja so seyn,
daß Straf und Pein
auf Sünde folgen müssen:
so fahr hie fort,
und schone dort,
und laß mich hie wohl büssen.

Deze koraalbewerking bestaat uit twee delen. In deze vorm maakt het deel uit van de zogenaamde Neumeister Sammlung, een verzameling van koraalbewerkingen van Bach en anderen. Deze verzameling werd pas in 1985 ontdekt. Het tweede deel van deze koraalbewerking was echter al langer bekend. Vandaar dat dit stuk een veel lager BWV-nummer heeft dan de meeste andere Bach-werken uit deze verzameling.

Het eerste deel is een mystiek stuk met vooral lange noten. Er wordt voortdurend harmonische spanning opgeroepen, die eigenlijk nooit helemaal oplost. Een mooie uitbeelding van het zoeken naar redding van de zondenlast, waarbij niemand kan helpen.

Het tweede deel is een canon. De melodie klinkt in de sopraan en een octaaf lager in de tenor. Hoewel: als je goed kijkt of luistert, blijken er twee regels te zijn waarbij de canon niet klopt: in regel 4 klinkt de openingsnoot in de tenor een secunde te laag. En in regel 4 klinken de eerste twee noten in de tenor een secunde te laag, terwijl de rest van de regel volledig zijn eigen weg gaat, stijgend in plaats van dalend. Nu is het inderdaad zo dat een strikte canon bij deze regels dissonanten oplevert. Maar het vreemde slot van regel 5 had ook anders gekund.

Waarom doet Bach dit? Als ik naar de tekst kijk, zie ik in couplet 4 (het 3e couplet hierboven) iets staan over straf die op de zonde volgt. Dat zou je kunnen koppelen aan een canon, waar de stemmen immers elkaar volgen. Maar couplet 3 (het 2e hierboven) vraagt God juist om het tegendeel: of God zijn toorn wil laten varen en niet in het gericht wil treden. Of Hij wil afwijken van de normale regel (= canon) dat op de zonde straf volgt. En dat verzoek klinkt nu net in de regels 4 en 5. Terwijl daar ook nog eens de bas een dalende sprong maakt van een verminderde septiem. Een zogenaamde saltus duriusculus (‘harde val’) dus, precies op het woord ‘gericht’. Toeval?

Registratie:
Bovenpositief: Praestant 8′
Pedaal: Subbas 16′
Hoofdwerk+Bovenpositief, Pedaal+Hoofdwerk

Canon:
Rugwerk: Praestant 8′
Borstwerk: Fluitgedekt 8′, Roerfluit 4′, Spitsfluit 3′, Dulciaan 8′
Pedaal: Subbas 16′
Hoofdwerk+Rugwerk, Pedaal+Hoofdwerk

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in