Hoe kunnen we als mensen God leren kennen? Voor veel mensen is dat een lastige vraag. God is niet te zien. We merken niets van zijn bestaan. God leren kennen? Onmogelijk! We kunnen niet eens zeker weten of Hij wel bestaat. Laat staan dat we Hem kunnen leren kennen.

Voor christenen hoeft die vraag echter helemaal niet zo moeilijk te zijn. Hoe we God kennen? Uit de Bijbel natuurlijk. Daarin openbaart Hij zich aan ons. Daarin vertelt Hij wie Hij is en wie wij zijn, wat er mis is met ons en hoe Hij ons daarvan wil redden.

Wil je God leren kennen? Lees dan de Bijbel.

Maar wat soms door christenen nog wel eens vergeten wordt, is dat God zich niet alleen in de Bijbel aan ons openbaart. In artikel 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis belijden we dat we God op twee manieren leren kennen: uit zijn Woord (de Bijbel dus), maar ook uit zijn werken. Uit wat Hij zegt, maar ook uit wat Hij doet.

God heeft de wereld geschapen. Hij houdt die ook in stand. En Hij regeert alles wat er gebeurt.

Alles wat we om ons heen zien, alles wat er is en alles wat er gebeurt, getuigt van wie God is.

Zo is God wel degelijk zichtbaar. Alles wat we om ons heen zien, alles wat er is en alles wat er gebeurt, getuigt van wie God is. Van hoe wijs, goed en machtig Hij is.

Voor veel christenen is dat een drijfveer om aan natuurwetenschap te doen. Hoe meer we begrijpen van hoe de wereld in elkaar zit, hoe beter we dan ook God leren kennen, toch?

Het probleem is wel dat je dan als wetenschapper stuit op dingen die in strijd lijken te zijn met de Bijbel. Neem nu de schepping. De Bijbel leert ons dat God de wereld in zes dagen geschapen heeft. Maar de natuurwetenschap leert ons tegenwoordig dat de wereld gedurende miljoenen jaren geëvolueerd is. Dat kan niet beide waar zijn. Wie heeft er dan gelijk?

Christelijke natuurwetenschappers zeggen dan: als zowel in de Bijbel als in de natuur God zelf zich aan ons openbaart, kunnen die openbaringsbronnen elkaar onmogelijk tegenspreken. Zeker, dat is natuurlijk waar. God spreekt zichzelf niet tegen. Maar vervolgens zeggen ze: de Bijbel is geen natuurkundeboek. In de Bijbel gaat het vooral over hoe God wil dat we leven, hoe we Hem moeten dienen, wat zonde is, hoe Hij ons wil redden. De Bijbel leert ons niet hoe de natuur in elkaar steekt. De Bijbel leert wel dat God alles geschapen heeft en bestuurt, maar vertelt niet hoe God de wereld geschapen heeft. Alles wat de Bijbel daarover zegt, is maar poëtische beeldspraak, aangepast aan het begrip van de mensen destijds. Daarom moeten we de ontdekkingen van de natuurwetenschap over evolutie aanvaarden en hoeven we niet bang te zijn dat ze in strijd zijn met de Bijbel. En dus moeten we als het om de schepping gaat ons begrip van de Bijbel aanpassen aan wat de wetenschap ons leert.

Maar daarmee heb ik toch grote moeite.

God openbaart zich in zijn Woord ‘duidelijker en vollediger’ dan in zijn werken.

Artikel 2 van Nederlandse Geloofsbelijdenis zet de twee openbaringsbronnen namelijk niet als gelijkwaardig naast elkaar. Nee, God openbaart zich in zijn Woord ‘duidelijker en vollediger’ dan in zijn werken, zegt de belijdenis. Betekent dat niet eerder dat we ons begrip van de natuur moeten aanpassen aan wat de Bijbel zegt dan andersom?

Zeker, artikel 2 zegt ook dat God zich in zijn Woord openbaart ‘voor zover dat voor ons in dit leven nodig is tot zijn eer en tot behoud van de zijnen’. Dat is inderdaad een beperking. God heeft zich in zijn Woord wel vollediger, maar niet volledig geopenbaard. Maar geeft de belijdenis daarmee ruimte voor de opvatting dat, als het om zijn scheppingswerk gaat, de natuur ons meer kan leren dan de Bijbel doet?

Welnee. Want ook bij die openbaringsbron geeft artikel 2 een beperking. In de natuur zien we ‘wat van God niet gezien kan worden, namelijk zijn eeuwige kracht en goddelijkheid. Dat is een citaat van Paulus uit Romeinen 1:20. En vervolgens zegt de belijdenis ook met Paulus wat het doel is van deze openbaring: ‘Dit alles is voldoende om de mensen te overtuigen en hun elke verontschuldiging te ontnemen.’

Wat wil dat zeggen? Iedereen die op deze aarde om zich heen kijkt, oppervlakkig of diepgaand (zoals een natuurwetenschapper), ziet voldoende om vol ontzag tot de overtuiging te moeten komen: er is een God, er is een schepper, dit kan allemaal niet uit toeval ontstaan zijn. En: als er een schepper is, dan zijn wij als zijn schepselen verplicht om voor Hem te leven.

Dát leert de schepping ons. De schepping klaagt ons geweten aan dat we schuldig zijn als we de schepper niet eren. Maar meer ook niet. De schepping leert ons niet wie God is of hoe we Hem moeten dienen of hoe we door Hem gered kunnen worden. De schepping leert ons evenmin hoe God de wereld geschapen heeft. Ook de natuurwetenschap kan ons daarom op die vraag geen antwoord geven.

Wat doet de natuurwetenschap? Die bestudeert de schepping zoals die zich nu aan ons voordoet. Natuurlijk kan de natuurwetenschap bestuderen hoe de schepping zich ontwikkelt. En natuurlijk kan de natuurwetenschap proberen terug te redeneren in het verleden en op basis van wat we in het heden tegenkomen speculeren over hoe alles zich in het verleden ontwikkeld zou kunnen hebben.

De natuurwetenschap kan niet buiten de schepping kijken.

Maar de natuurwetenschap kan niet buiten de schepping kijken. Ze is gebonden aan de natuurwetten zoals die nu gelden en kan niet anders dan uitgaan van de vooronderstelling dat die nooit veranderd zijn. Ze kan niets zeggen over eventuele veranderingen in die wetten, bijvoorbeeld bij de zondeval of de zondvloed. Ze kan niets zeggen over eventueel bijzonder ingrijpen van God, waarbij Hij de natuurwetten tijdelijk buiten werking stelde of omzeilde. Ze kan niets zeggen over hoe en wanneer de natuurwetten zijn ingesteld en in gang gezet.

Dat is echter wel nodig om iets te kunnen zeggen over het ontstaan van de schepping. De oorzaak voor iets moet immers altijd buiten datgene zelf liggen. Niets kan bestaan enkel en alleen uit zichzelf. Behalve God. Hij is de ultieme oorzaak voor alles, dus inclusief zichzelf.

De vraag hoe de wereld ontstaan is, is daarom geen natuurkundige vraag. Het is een theologische vraag. Het meest zinnige wat we erover kunnen zeggen, is wat God er zelf over zegt. Niet in de natuur, maar in zijn Woord.

Ook voor Gods scheppingswerk geldt dus: God openbaart zich duidelijker en vollediger in zijn Woord. En daarom heeft dat Woord het laatste woord. Ook over de natuurwetenschap.

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in