Nederland is een democratisch land. In Nederland regeert dus het volk. Nu ja, zo heet dat dan, maar in elk geval is de Nederlandse regering afhankelijk van de goedkeuring vanuit de bevolking. Beleid dat de kiezer niet aanstaat, wordt bij verkiezingen genadeloos afgestraft. Een partij die dat overkomt, verdwijnt uit de regering. Je zou dus zeggen dat het in Nederland met wat men noemt de legitimiteit van regeringen wel goed zit. Maar de schijn kan bedriegen. Al jaren klaagt men erover dat in Nederland een regering niet meer vanzelfsprekend kan rekenen op een breed draagvlak onder de kiezers, ondanks dat zij via verkiezingen aan de macht komt. Een belangrijk deel van de kiezers heeft namelijk geen interesse meer in de politiek. Zij hebben het vertrouwen in het hele politieke metier verloren. Dus dalen de opkomstcijfers bij verkiezingen en kampen politieke partijen met een dalend ledenaantal. En dan komen er vragen op. Bijvoorbeeld: hoe legitiem is een gemeenteraad, die slechts door zestig procent van de kiezers gekozen is? Of: hoe legitiem is een Tweede Kamer, die gevormd is met behulp van kandidatenlijsten waarop niet meer dan vier procent van de bevolking als lid van een partij invloed gehad heeft? En veel dringender nog de belangrijkste vragen: hoe komt dit en wat is er aan te doen?
Wanneer een willekeurige niet-kiezende kiezer gevraagd zou worden, waarom hij geen gebruik maakt van zijn recht tot kiezen, zou hij waarschijnlijk antwoorden dat het hem niet interesseert. Daarmee zou hij niet bedoelen dat hij geen interesse heeft voor wat hem de komende jaren van de kant van de overheid boven het hoofd hangt. Nee, hij zou zeggen dat het volgens hem toch niet uitmaakt wie er wel of niet gekozen worden. ‘Ze zijn toch allemaal hetzelfde’ en ‘ze luisteren toch niet naar ons’, zou hij zeggen en dat zijn tegelijk de twee grootste klachten die onder kiezers gehoord worden.
Die klachten komen niet uit de lucht vallen. Het valt niet te ontkennen dat er een groeiende kloof bestaat tussen wat er in de samenleving aan wensen en ideeën leeft en wat er door de politiek besloten en gedaan wordt. Het maakt wat dat betreft niet veel uit welke partijen er in de regering zitten. Het probleem is onder het paarse kabinet niet minder groot dan toen het CDA nog regeerde. Maar de politiek is zich van het probleem bewust en zoekt ijverig naar oplossingen. Waarom lukt dat dan niet? Misschien wel omdat men aan het eigenlijke probleem voorbijziet.
De ‘verplaatsing van de politiek’
Eén van de belangrijkste oorzaken van het probleem is wat wel wordt genoemd de ‘verplaatsing van de politiek’. Hoe langer hoe meer dreigt de macht de politici uit handen te glippen. Het bestuur is ingewikkeld geworden en ambtenaren hebben meer verstand van zaken dan kamerleden; zij bepalen het beleid en politici volgen. Steeds meer bevoegdheden verdwijnen uit Den Haag, naar gemeente en provincie, maar ook naar Brussel en wie heeft er invloed op de plannen die de EU-ambtenaren daar in elkaar zetten? De burger wordt steeds mondiger en stoort zich niet meer aan wat de overheid voorschrijft; de politiek kan regels bedenken, maar die worden steeds vaker overtreden. En tenslotte: steeds meer heikele problemen laat men over aan de rechter. De politiek past achteraf de wet wel aan bij de nieuwe jurisprudentie en er is weer een probleem minder op de politieke agenda.
Deze ‘verplaatsing van de politiek’ is voor een deel onafwendbaar. Dat ambtenaren, specialisten op hun gebied, meer weten dan politici, is in de moderne maatschappij vanzelfsprekend en dat zij daardoor al gauw meer invloed hebben, is nauwelijks te voorkomen. Bureaucratisering is het logisch gevolg van massademocratie, wist ook de socioloog Max Weber aan het begin van deze eeuw al. Maar laten politici zich niet wat al te gemakkelijk de kaas van het brood eten? Wat doen ze ertegen? Het zou toch desastreus zijn voor de democratie wanneer de eigenlijke besluitvorming zich zou gaan afspelen buiten alle democratische controle om. Als de kamerleden de ambtenaren niet meer controleren, wie doet het dan? En wie controleert de rechters? Krijgen die niet veel te veel macht, wanneer zij de oplossingen moeten bedenken voor alle problemen waar de politiek niet aan toekomt, geen interesse voor heeft of erger nog, haar vingers niet aan wil branden?
Het is geen wonder dat politici die afstand doen van hun bevoegdheden en steeds minder in de melk te brokkelen hebben, het verwijt krijgen niet meer naar de kiezers te luisteren. Ze kunnen niet meer. Maar willen ze het nog wel? Het is een veeg teken dat juist die zaken aan de rechtzaal overgelaten worden, die een ethische kant hebben. De huidige euthanasiewetgeving bijvoorbeeld is niets anders dan een aanpassing aan een allang bestaande en door de rechter goedgekeurde prakrijk zonder dat er ooit een inhoudelijke discussie in het parlement over heeft plaatsgevonden. En ook de toenemende invloed van ambtenaren lijkt ten koste te gaan van andere dan praktische argumenten. Deze ontwikkeling sluit naadloos aan bij de tweede en nog belangrijker oorzaak van het legitimiteitprobleem: het verdwijnen van echte verschillen tussen de politieke partijen.
De ontideologisering van de politiek
Inderdaad, de politieke partijen vormen steeds meer ‘één pot nat’. Het liberale van de VVD, het socialistische van de PvdA of het Christen-democratische van het CDA – wie ziet daartussen nog grote verschillen? De ontzuiling heeft grote gevolgen gehad. Niet langer is het eigen ideaal, de eigen overtuiging richtinggevend voor de koers en de standpuntbepalingen van een partij. Nee, in plaats van principiële voeren praktische argumenten de boventoon. De gunst van de kiezer, sinds de ontzuiling niet langer vanzelfsprekend, lijkt het op-een-na hoogste doel, de daardoor te bereiken machtspositie het hoogste. Steeds meer geven ook politici de indruk vooral oog te hebben voor hun eigen belangen. De in de hele maatschappij zichtbare individualisering gaat hen niet voorbij.
Naar begeleidende verschijnselen bij dit proces is het niet moeilijk zoeken. De teloorgang van de ideologieën die meer dan honderd jaar de inhoud van de Nederlandse partijpolitiek bepaalden, is overduidelijk. Premier Kok roept openlijk op tot een vernieuwing van de PvdA door afscheid te nemen van het socialisme. Het CDA is allang niet meer aanspreekbaar op de Bijbel en laat zelfs Islamieten toe als partijlid. De politiek is inhoudloos geworden, het pragmatisme viert hoogtij. Op wie moet je dan stemmen? De kiezers weten het niet meer. Een partij als D’66, die het pragmatisme tot principe verheven heeft, trekt de ene keer vele kiezers, om ze de andere keer weer allemaal te verliezen. Niemand heeft meer een idee van richting, niemand heeft meer een duidelijke visie over waar het met Nederland naartoe moet. Het interesseert velen ook niet meer. Niet meer het collectief belang, vanouds de bestaansgrond voor politieke partijen, maar alleen het individuele eigenbelang doet er voor hen nog toe.
Een maatschappij waar het er zo voor staat, is er slecht aan toe. Daar is de democratie in groot gevaar. Waar inhoudelijke, principiële discussies niet of nauwelijks meer mogelijk zijn, wordt de gang van zaken gedicteerd door de praktijk. De politici hebben geen beleid meer te ontwikkelen, de kiezers hebben niets meer te kiezen. De bureaucratie heeft vrij spel.
De ontkerstening
Ondertussen roepen verschillende mensen moord en brand. Iemand als de Utrechtse hoogleraar politieke geschiedenis Hans Righart laat niet af te waarschuwen voor de teloorgang van de Nederlandse democratie. Politici zijn naarstig op zoek naar allerlei lapmiddelen om de kloof naar de kiezer te overbruggen. Maar er is niemand die een goede oplossing voor het probleem weet te bedenken, want er is niemand die durft te erkennen wat het eigenlijke probleem is. Dat de huidige toestand een onvermijdelijk gevolg is van de geschiedenis van de laatste tweehonderd jaar – wie gelooft het? Het is misschien ook geen voor de hand liggende gedachte. Immers, wie de politieke geschiedenis van de vorige eeuw bestudeerd, ziet daar juist het ontstaan van het liberalisme, van het socialisme en ook van de rooms-katholieke en antirevolutionaire politiek. Was het niet juist aan het eind van die eeuw dat de eerste politieke partijen ontstonden?
Maar toch, juist daar ging het naar mijn vaste overtuiging mis. Inderdaad betekenden de opkomst van verschillende ideologieën en de vorming van politieke partijen aanvankelijk een verrijking van de politiek. Zolang de verzuiling voortduurde, ging politiek in Nederland ergens over. Men had ideeën over de richting waarin de samenleving zich moest ontwikkelen en men had visies over de weg die Nederland te gaan had. Die ideeën en visies verschilden nogal van elkaar, maar juist daardoor bleven die een hoofdrol spelen in het politieke debat. Maar dat politieke debat was in wezen vooral een debat tussen aan de ene kant het liberalisme en het socialisme en aan de andere kant de christelijke partijen. Natuurlijk verschilden ook liberalisme en socialisme sterk van elkaar, maar ten diepste hadden ze dezelfde oorsprong: voor hen was niet langer de Bijbel, maar het individu zelf de norm voor het politieke handelen.
Hierdoor bleek de verzuiling eigenlijk niets anders te zijn dan het eerste begin van de secularisatie. Niet voor niets begon de partijvorming en de verdere opbouw van een eigen zuil het eerst bij de antirevolutionairen van Abraham Kuyper. Het was een verdedigingsmiddel tegen het opkomende gevaar. Maar geen afdoende. Het verderf drong door tot in de eigen zuil. Ook daar werd langzaamaan de Bijbel als norm losgelaten. Toen het eenmaal zover was, verdwenen de zuilen vanzelf. Een polarisatie tussen PvdA en VVD kon niet lang standhouden. Het verdwijnen, zeker na de vorming van het CDA, van een sterke principiële christelijke politiek, deed bij hen de scherpe puntjes verdwijnen. Die waren niet meer nodig en op den duur konden zij elkaar zelfs vinden in een paars kabinet op grond van het zelfbeschikkingsrecht van het individu.
Niet alleen politieke vernieuwing
Het loslaten van de Bijbel als een buiten de mens gelegen norm, dat is dus naar mijn mening de werkelijke oorzaak van de tegenwoordige leegte in de Nederlandse politiek. Die leegte is dan ook niet in de eerste plaats de schuld van de politiek zelf, zij is exemplarisch voor de hele hedendaagse maatschappij. Dat kan ook moeilijk anders in een democratisch land. Een democratisch gekozen volksvertegenwoordiging weerspiegelt immers wat er in de maatschappij leeft. Wanneer er in de maatschappij geen interesse meer is voor een principiële politiek, dan verdwijnen degenen die een dergelijke politiek nog willen voeren ook vanzelf uit het parlement. Wanneer in de samenleving het individualisme heerst, dringt datzelfde individualisme onvermijdelijk ook door tot de vergaderzalen van de Tweede Kamer. Elke democratie krijgt de politiek die zij verdient.
De kloof tussen politiek en kiezer is dan ook niet te overbruggen met behulp van allerlei vernieuwingen vanuit de politiek. Pogingen om de politiek aantrekkelijker te maken, zijn tot mislukken gedoemd zolang het eigenlijke kwaad niet wordt aangepakt. Ja, het verschijnsel van de ontideologisering onderkent men wel, maar in plaats van het een halt te willen toeroepen, gaat men op zoek naar alternatieven. En aan ideeën is er geen gebrek. Het referendum, het districtenstelsel, de gekozen minister-president, die moeten de burger meer bij de politiek betrekken, maar zullen juist het individualisme versterken. Meer nadruk op de persoonlijkheid van politici, dat moet de politiek interessanter maken, maar hoe kan de kiezer kiezen tussen Kok en Bolkestein, zonder te weten waar zij voor staan en dus zonder te weten wat het uitmaakt wie hij kiest?
Nee, echte vernieuwing moet vanuit de samenleving zelf komen. En gelukkig, de opkomst van lokale partijen, ouderenpartijen en van een protestpartij als de SP, toont dat veel kiezers dat ook beseffen. Maar helaas, ook hier is het weer het individualisme dat de mensen drijft. Men komt op voor het eigen belang, maar niemand heeft een principiële visie over waar we met z’n allen naartoe moeten. Zo blijft het wachten op een opleving van de principiële politiek. Die kan maar van één kant komen. Alleen wie een norm erkent buiten zichzelf, is in staat weerstand te bieden aan het individualisme en op te komen voor het algemeen belang.