Mijn overgrootmoeder Roelofje van Bergen, de moeder van de moeder van mijn moeder, kwam uit Beilen. Daar werd ze in 1886 geboren als dochter van Roelof van Bergen en Jantje Klok. Haar vader verdiende er de kost als schoenmaker en rijtuigbekleder, later als conciërge en bode op het gemeentehuis.
Maar het geslacht Van Bergen stamt niet uit Beilen. Toen Roelofje geboren werd, woonden haar ouders daar nog maar kort. Beiden waren geboren in Smilde. Daar waren ze ook getrouwd en daar waren hun eerste twee kinderen geboren. Roelofje was nummer vijf. Nummer drie en vier waren geboren in Assen.
Maar ook Smilde was niet de bakermat van de Van Bergens. Roelofs vader, Johannes Wilhelmus van Bergen, kwam uit Meppel en diens vader, Sijfke Roelofs van Bergen, uit de stad Groningen. Daar was hij op 13 maart 1760 in de Nieuwe Kerk gedoopt als zoon van Roelef Jans en Stijntje Folkers.
Stamreeks
- Jan (ca. 1690)
- Roelef Jans (ca. 1725)
- Sijfke Roelofs van Bergen (1760-1814)
- Johannes Wilhelmus van Bergen (1792-1863)
- Roelof van Bergen (1854-1931)
- Roelofje van Bergen (1886-1976)
- Femmigje Nyboer (1914-2005), mijn oma
De eerste gegevens
Vandaar is het moeilijker om verder terug te gaan in de tijd. Roelef en Stijntje trouwden op 4 januari 1748, ook in de Nieuwe Kerk. Zowel Roelef als Stijntje kwam uit Groningen. Maar doopgegevens zijn van hen in Groningen niet terug te vinden. De huwelijksinschrijving bevat echter nog één klein stukje extra informatie. Omdat vrouwen wettelijk wilsonbekwaam waren, moesten zij zich bij hun huwelijk laten vertegenwoordigen door een man. Meestal was dit een familielid. In Stijntjes geval was dit een zekere Sijfke Jans en hij werd aangeduid als haar zwager.
Nu heb ik al genoemd dat Roelef en Stijntje in 1760 een zoon Sijfke lieten dopen. Omdat het niet gebruikelijk was om een zwager te vernoemen, vermoedde ik dat Sijfke Jans wel eens een broer van Roelef zou kunnen zijn. Alleen, dan zou hij bij de ondertrouw toch nog niet Stijntjes zwager zijn? In elk geval was het zaak om op zoek te gaan naar meer gegevens over Sijfke Jans. En toen bleek dat er in 1742 in Groningen een Sijfke Jans was getrouwd met een zekere Geeske Pieters uit Garnwerd.
Onderzoek in Garnwerd leverde op dat Geeske Pieters een dochter was van Peter Jans en Antje Isebrants. Antje Isebrants bleek twee keer getrouwd te zijn geweest. Uit haar tweede huwelijk met Folckert Clasen had ze een dochter: Stijnje. Kortom, Sijfke Jans was Stijntjes zwager doordat hij was getrouwd met haar halfzus, niet omdat hij de broer zou zijn van Roelef.
Echter, toen ik in Groningen verder ging zoeken naar dragers van de naam Van Bergen, stuitte ik op een huwelijk uit 1783 tussen een Sijfke Jans van Bergen en een Harmanna Sanders. Je zou zeggen: ruim een generatie later, dus dat moet iemand anders geweest zijn. Maar Harmanna was weduwe. Sijfke werd niet aangeduid als weduwnaar, maar dat betekent nog niet dat hij dat niet was. In elk geval waren beiden al ouder. En wat opviel: de Sijfke Jans uit 1742 en de Sijfke Jans van Bergen uit 1783 kwamen beiden uit de Oost-Friese stad Emden. Wat mij betreft al met al voldoende reden om aan te nemen dat beide Sijfkes dezelfde persoon zijn en dat hij behalve Stijntjes zwager toch ook een oudere broer van Roelef was. En dat de bakermat van deze familie Van Bergen dus in Emden lag.
Waar de naam Van Bergen dan vandaan komt, is mij niet duidelijk. Roelef heeft, voor zover ik heb kunnen nagaan, die naam nooit gedragen en Sijfke pas in 1783. Kinderen had Sijfke niet. De kinderen van Roelef en Stijntje zijn de naam nog later pas gaan dragen, maar wel al ruim voor 1811, toen Napoleon het gebruik van familienamen verplicht stelde.
Wel komen er in de tijd waarin Roelef en Sijfke in Groningen leefden meer Van Bergens in die stad voor, waaronder ook enkele met het patroniem Jans. Er is zelfs een Freerik Jans van Bergen en omdat Roelef en Stijnje in 1767 een zoon Freerik laten dopen, zou je kunnen denken dat deze Freerik Jans een broer van Roelef en Sijfke geweest zou kunnen zijn. Maar meer aanwijzingen daarvoor zijn er niet. Freerik had geen zonen Roelef of Sijfke. Als Roelef en Freerik beiden een eerste of tweede dochter gehad zouden hebben met dezelfde voornaam, zou dat een aanwijzing kunnen zijn voor een gemeenschappelijke moeder, maar ook dat is hier niet het geval. Wel is het zo dat er ook voor Freerik Jans geen doop in Groningen te vinden is. Het is dus mogelijk dat hij ook uit Emden kwam, maar ik vind dat er al met al te weinig aanwijzingen zijn om hem als broer van Sijfke en Roelef te beschouwen.
Verder is er in die tijd in Groningen nog een Anthonij Jans van Bergen. Maar behalve het patroniem Jans is er geen enkele aanwijzing te vinden voor een verwantschap met Roelef en Sijfke. Hij zou wel een broer van Freerik kunnen zijn. Beiden hadden een dochter met de naam Trijntje.
De kinderen van Roelef en Stijntje
Roelef Jans was bij zijn huwelijk tamboer in de infanterie-compagnie van majoor Onno Joost Alberda, heer van Nijenstein en Ekenstein. Natuurlijk betekende dat dat hij bij het marcheren voorop moest lopen en de maat moest slaan op zijn trommel. Ook moest hij door middel van zijn trommel commando’s doorgeven. Maar een tamboer had meer taken. Hij kon ook op pad worden gestuurd om te onderhandelen met de vijand. En dan was het wel handig als je je in meer dan één taal verstaanbaar kon maken.
Roelef Jans heeft dat laatste vast nooit hoeven doen. Tijdens zijn diensttijd was de Nederlandse Republiek niet in oorlog. De compagnie van majoor Alberda zal al die tijd vreedzaam in de garnizoensstad Groningen gelegen hebben. En toen eind 1748 zijn eerste kind geboren werd, was hij geen tamboer meer.
Alle kinderen van Roelef en Stijntje werden namelijk geboren ‘buiten de Boteringepoort’. Nog altijd loopt vanaf het punt waar ooit de Boteringepoort stond, aan het eind van de Nieuwe Boteringestraat, naar het noorden, de oude stad uit, de Moesstraat. Daar lagen eeuwenlang de moestuinen, die de stad Groningen van groente voorzagen. De eigenaren van die tuinen werden moeskers genoemd.
Ook Roelef was zo’n moesker. Blijkbaar heeft hij bij zijn huwelijk van zijn opgespaarde soldij een moestuin buiten de stad gekocht en zich daar gevestigd.
Roelef en Stijntje kregen acht kinderen, drie dochters en vijf zoons.
Lientien, de oudste, trouwde met een jonge weduwnaar. Drie jaar eerder had ze als ongehuwde moeder een dochter, Stijntje, gekregen. Van dat kind is verder niets terug te vinden, dus zij zal jong overleden zijn.
Antje, de tweede, nam met haar man Jan Hindriks de moestuin van haar vader over. Hun zoon Hindrik ging zich later Groenhuis noemen, een naam die vast verwijst naar de moestuin en het beroep van moesker.
De jongste was ook een dochter: Roelfjen. Zij is nooit getrouwd geweest, maar kreeg wel een dochter: Christina (of Stijntijn). Ook zij is nooit getrouwd, maar kreeg wel een levenloos geboren zoon. Een paar jaar later overleed ze. Van haar moeder is niet bekend wanneer ze is overleden, maar vast voor 1811, toen de burgerlijke stand is ingevoerd. Anders zou haar overlijden te vinden moeten zijn.
Tussen Antje en Roelfjen zaten dus vijf zoons. Van de oudste en de jongste zoon, Jan en Freerik is niets bekend, behalve hun doop. Ze zullen dus wel jong zijn overleden, maar Jan dan wel pas na de geboorte van Freerik. Anders zou een van de andere jongens vast ook Jan geheten hebben.
De tweede zoon heette Folchert. Hij trouwde, maar kreeg alleen een dochter, Roeltje. Hij bleef in de buurt van Groningen en overleed in Ten Boer.
De vierde zoon, Wijbold (net als Sijfke een naam die Oost-Fries aandoet), trok naar Leeuwarden, trouwde daar en kreeg daar vijf kinderen, waarvan de jongste zo jong overleed dat hij of zij niet gedoopt is en we dus geen naam weten. Wijbold werkte als sleper, dat wil zeggen dat hij met een slee of een zogenaamde sleepkoets goederen of personen vervoerde. Zijn oudste zoon, Roelof, trouwde, maar kreeg geen kinderen. Zijn andere zoon, Pieter, bleef ongehuwd.
Sijfke Roelofs van Bergen
De enige zoon die de naam Van Bergen meerdere generaties heeft doorgegeven, is de middelste zoon: Sijfke. Hij trok naar Meppel en trouwde daar in 1788 met Anna Elisabeth Schophof. Haar vader was geboren in het Duitse Elberfeld en na een aantal jaren in Friesland met zijn ouders rond 1755 in Meppel terechtgekomen.
Sijfke en Anna Elisabeth kregen drie kinderen. In 1804, toen de jongste acht was, stierf Anna Elisabeth. En een jaar later vinden we Sijfke terug in het Groningse Obergum, tegenwoordig onderdeel van Winsum. Daar ging hij in ondertrouw met de veel jongere Grietje Derks Klok, die afkomstig was uit het Noord-Hollandse Schagerbrug. Het huwelijk is echter nooit gesloten. Wel heeft Sijfke bij haar nog twee dochters gekregen. De eerste werd geboren voor de invoering van de burgerlijke stand, maar een doopinschrijving is er van haar niet te vinden. Waren Sijfke en Grietje zelf zo nalatig of waren er van de kant van de kerk belemmeringen om hun huwelijk te laten sluiten en hun kinderen te laten dopen?
Sijfke overleed in januari 1814 in Obergum. Een paar maand later overleed ook Grietje. Niet in Zwolle, maar in Obergum. Van Schagerbrug naar Obergum, daar ongehuwd samenleven met een weduwnaar en vervolgens naar Zwolle trekken: was ze misschien een landloopster, die een zwervend bestaan leidde?
Haar twee nog jonge dochtertjes, zeven en twee jaar oud, blijken later in de gemeente Bedum te leven en daar werk te hebben gevonden als dienstmeid. Beiden overleden jong en zijn nooit getrouwd, maar de oudste, Roelfke, kreeg wel een dochter: Leentje. Die trouwde na drie voorechtelijke kinderen, die hooguit enkele maanden leefden (de jongste overleed een dag voor het huwelijk), met de vader van die kinderen en kreeg vervolgens nog vijf kinderen met hem. Daarvan werden alleen de jongste drie volwassen.
Ondertussen blijken de kinderen uit Sijfkes eerste huwelijk weer in Meppel terecht te zijn gekomen. Dat wil zeggen: alleen de jongste twee. De oudste, Roelof, nam in 1812 als remplaçant (betaald plaatsvervanger voor een dienstplichtige) dienst in het leger van Napoleon. Omdat er verder niets over hem bekend is, neem ik aan dat hij niet is teruggekomen. Wellicht is hij gesneuveld in Rusland.
Een tijdje vermoedde ik dat Sijfke de kinderen uit zijn eerste huwelijk in Meppel had achtergelaten toen hij naar Obergum trok. Maar in het stamboek van het Franse leger staat Roelof tussen allemaal Groningers. Blijkbaar heeft hij vanuit Obergum dienst genomen en zijn zijn jongere broer en zus na het overlijden van hun vader naar Meppel teruggekeerd en opgenomen door de familie van hun moeder.
Van die twee is de jongste, Stijntje, nooit getrouwd, maar ze kreeg wel twee zoontjes, die allebei in Meppel geboren werden: Sifke stierf al na enkele maanden, Johannes werd achtendertig, maar bleef ongehuwd.
Johannes Wilhelmus van Bergen
De andere zoon van Sijfke en Anna Elisabeth, Johannes Wilhelmus, trouwde nog in hetzelfde jaar waarin zijn vader overleed, 1814, in Meppel met Niesje de Gruiter. Zijn grootvader Johannes Wilhelmus Schuphof werd daarbij genoemd als zijn voogd. Hij werkte als kleermaker, eerst in Meppel, maar later trok hij met Niesje naar Smilde.
Mogelijk is het aan de invloed van Niesje te danken dat Johannes Wilhelmus zich aansloot bij de Afscheiding. Misschien is het een vooroordeel van mij, maar als ik afga op de vele buitenechtelijke kinderen in de familie Van Bergen, dan krijg ik de indruk dat men het er niet al te nauw nam met de goede zeden. In elk geval lijkt het me aannemelijk dat Johannes Wilhelmus van zijn vader geen erg degelijke godsdienstig-morele opvoeding heeft meegekregen. Je zou dus niet verwachten dat juist hij zich zou aansluiten bij een beweging die zich keerde tegen de nieuwlichterij in de Hervormde Kerk en zich van die kerk afscheidde om terug te keren naar het orthodoxe gereformeerde gedachtegoed en daarbij allerlei tegenstand en zelfs vervolgingen door de overheid voor lief nam. En toch staan hij en Niesje in het bevolkingsregister van Smilde geregistreerd als ‘christelijk-afgescheiden’.
Johannes Wilhelmus en Niesje kregen geen kinderen en met hen leek het geslacht Van Bergen uit te sterven. Maar al in 1853 overleed Niesje en nog geen jaar later hertrouwde Johannes Wilhelmus met de bijna dertig jaar jongere weduwe Henderika Claus. Haar vader was ook kleermaker in Smilde en de zoon van een uit Duitsland afkomstige korporaal uit het Staatse leger. Henderika hoorde niet bij de afgescheidenen, maar sloot zich later, lang na het overlijden van Johannes Wilhelmus wel aan bij de Doleantie, de tweede grote uittocht uit de Hervormde Kerk.
Johannes Wilhelmus is nog negen jaar met haar getrouwd geweest, maar ondanks dat hij de zestig al gepasseerd was, kregen ze samen nog twee kinderen, bij de twee die Henderika al had uit het haar eerste huwelijk. Het is opvallend dat Johannes Wilhelmus zijn zoon geen Sijfke noemde, naar zijn vader, maar Roelof, naar zijn oudere broer. Had hij geen goede herinneringen aan zijn vader?
Roelof van Bergen
Roelof trouwde in 1879 met Jantje Klok. Zij hoorde van huis uit bij de afgescheidenen. Toch waren Roelof en Jantje na hun huwelijk eerst een tijdje hervormd, voor ze zich alsnog bij de afgescheidenen voegden. Ze kregen zes kinderen, waarvan mijn overgrootmoeder Roelofje dus de vijfde was. Ook de oudste was een dochter. Eén zoontje stierf al op de dag van zijn geboorte. De andere drie zoons trouwden en kregen kinderen, ook zoons, die zelf ook weer trouwden. Verder nageslacht is me van hen niet bekend, maar als er nu nog nageslacht van Roelef Jans en Stijntje Folkers leeft dat de naam Van Bergen draagt, dan moeten het nakomelingen zijn van deze drie zoons van Roelof van Bergen en Jantje Klok. Alle andere takken zijn in mannelijke lijn uitgestorven en van de vrouwelijke telgen met buitenechtelijke kinderen is er ook geen nageslacht overgebleven dat de naam Van Bergen heeft doorgegeven.