De kern waar het in de Reformatie om draaide, kun je samenvatten in drie bekende slagzinnen: sola gratia, sola fide en sola Scriptura. Oftewel: alleen genade, alleen geloof en alleen de Schrift. Maar wat weinig mensen weten – ik wist het tot voor kort ook niet – is dat deze drieslag niet afkomstig is uit de tijd van de Reformatie zelf. Hij zou nog maar ruim honderd jaar oud zijn en pas bij de Reformatieherdenking van 1917 algemeen ingang gevonden hebben.
Voor een aantal theologen is dat aanleiding om deze slagzinnen onder kritiek te stellen. Doen ze de Reformatie wel recht? De discussie gaat dan vooral over het sola Scriptura. Kenden de reformatoren echt alleen gezag toe aan de Schrift? Verwierpen ze de traditie? Nee, zegt men. Luther en Calvijn wilden nadrukkelijk verdergaan in de kerkelijke traditie. Ze wilden juist het goede uit die traditie weer naar boven halen. Bovendien staat de Schrift nooit los van de traditie. De Schrift wordt ons altijd overgeleverd via de traditie. De reformatoren stonden in een lange lijn van bijbeluitleg waar ze op voortbouwden en dat geldt voor ons nu ook. De bijbel losmaken van de traditie, leidt tot biblicisme. Daarom schept de term sola Scriptura verwarring, omdat die term suggereert dat we de Bijbel wel los moeten maken van de traditie.
Natuurlijk zit er heel veel waars in deze opmerkingen. Maar moeten we daarom de term sola Scriptura loslaten? De een zegt dus van wel, terwijl de ander daar faliekant op tegen is. Ik denk dat het ergens maar een woordenspel is. Wat bedoel je precies als je deze term gebruikt? Blijkbaar leest niet iedereen er hetzelfde in.
Maar op de achtergrond speelt een veel belangrijkere vraag:
Hoeveel gezag heeft de traditie nu eigenlijk naast de Schrift?
De roomse kerk stelt de Schrift en de traditie op één lijn. De Schrift alleen is niet genoeg en ook niet duidelijk genoeg. Daarom hebben we daarnaast ook de gezaghebbende overleveringen en uitleggingen van de kerkelijke traditie nodig. Gereformeerden wijzen dat natuurlijk af. Maar hoever gingen de reformatoren daarin? Had de traditie helemaal geen gezag of alleen minder gezag dan de Schrift?
Ik wil deze vraag proberen te beantwoorden door te kijken naar hoe Johannes Calvijn in zijn bekende Institutie met de kerkelijke traditie omging. Zijn Institutie staat boordevol citaten van kerkvaders. Regelmatig beroept Calvijn zich op hun opvattingen om zijn gelijk aan te tonen. Maar hoe doet hij dat precies?
De Institutie wordt vooraf gegaan door een brief aan de Franse koning Frans I. In die brief snijdt Calvijn deze kwestie meteen al aan. Hij legt uit dat de kerkvaders veel goede dingen hebben geschreven die eerder zijn eigen leer steunen, dan de roomse leer: Als de strijd beslecht moest worden door het gezag van de kerkvaders, dan zouden – om het maar bescheiden te stellen – onze kansen op de overwinning heel gunstig zijn. Maar al hebben de kerkvaders veel uitstekende en wijze dingen geschreven, in enkele zaken is hun overkomen wat mensen altijd overkomt. Toch aanbidden hun zogenaamde vrome zonen, slinks als ze zijn, alleen hun vergissingen en dwalingen. Wat de kerkvaders goed gezegd hebben, zien onze tegenstanders niet, of ze doen alsof ze het niet zien, of ze verdraaien het. Je zou haast zeggen dat ze hun uiterste best gedaan hebben om in goud naar modder te zoeken. En dan gaan ze ons met luid geschreeuw te lijf, alsof wij de kerkvaders zouden verachten en bestrijden! Maar wij verachten de kerkvaders helemaal niet. Als het in mijn opzet zou passen, zou ik geen enkele moeite hoeven doen om de belangrijkste punten van wat wij tegenwoordig beweren te onderbouwen met hun getuigenissen. Maar als wij ons met hun geschriften bezighouden, herinneren we ons er steeds aan dat alles van ons is, maar alleen om ons daardoor te laten dienen. Niet om ons erdoor te laten overheersen. Want we zijn alleen van Christus. Hem alleen moeten we gehoorzamen, zonder uitzondering. Wie dat onderscheid loslaat, zal in de godsdienst geen zekerheid vinden. Want er zijn veel dingen die die heilige mannen niet geweten hebben. Vaak zijn ze het niet met elkaar eens. Soms spreken ze zelfs zichzelf tegen. (Institutie, Aan Frans I)
Vervolgens geeft Calvijn een lange lijst met voorbeelden van dingen waarin de kerkvaders het met hem eens zijn en waarin de roomse kerk tegen de kerkvaders in gaat. Het is dus duidelijk dat Calvijn de traditie van de kerkvaders niet loslaat. Maar hij wil die alleen gebruiken waar dat kan en nuttig is. Hij wil zich er niet door laten overheersen. Hij wil alleen Christus gehoorzamen, want alleen dat biedt zekerheid.
Kortom, de traditie heeft voor Calvijn géén gezag.
Dat laat Calvijn telkens weer merken als hij de kerkvaders citeert. Hij beroept zich daarbij regelmatig op hun ‘gezag’. Maar hij doet dat altijd met een slag om de arm. Als hij het over de beeldendienst heeft, zegt hij bijvoorbeeld:
Als we enige waarde hechten aan het gezag van de vroege kerk, dan moeten we om te beginnen bedenken dat de kerken ongeveer vijfhonderd jaar lang allemaal zonder beelden geweest zijn. (Institutie, 1.11.13)
Of over de vrije wil:
Als we waarde hechten aan het gezag van de kerkvaders – zij nemen de term ‘vrije wil’ voortdurend in de mond. Maar tegelijk maken ze duidelijk waar die term volgens hen voor staat. Vooral Augustinus aarzelt niet om de wil slaafs te noemen. (Institutie, 2.2.8)
Twee voorbeelden die laten zien dat Calvijn niet bij voorbaat uitgaat van het gezag van de traditie. De vroege kerk en de kerkvaders hebben alleen gezag als we hen dat gezag ook toekennen. Met andere woorden, dat gezag is geen gezag dat waarde heeft op zichzelf. Hun gezag is niet absoluut, niet onvoorwaardelijk. Het is afhankelijk van ons. Als wij besluiten dat we hun geen gezag meer toekennen, hebben ze ook geen gezag meer en vervallen de argumenten die we aan hen ontlenen. Als Calvijn gaat redeneren op basis van het gezag van de kerkvaders, doet hij dat dan ook vaak omdat zijn tegenstanders gezag aan hen toekennen. Als zijn tegenstanders waarde hechten aan het gezag van de kerkvaders, dan moeten zij ook de waarde erkennen van de argumenten die Calvijn aan die kerkvaders ontleent.
Calvijn beroept zich daarom ook nooit alleen maar op de kerkvaders of de traditie. Als Calvijn de kerkvaders citeert, is dat altijd als bijkomend bewijs voor zijn standpunt.
Eerst laat Calvijn de Schrift spreken. Pas daarna komt hij met aanvullende argumenten uit de kerkelijke traditie.
Bijvoorbeeld als Calvijn gaat uitleggen dat al het goede in een bekeerd mens een geschenk van God is, kondigt hij aan dat hij daarbij eerst met bewijzen uit de Schrift gaat komen en daarna Augustinus zal citeren:
We zijn nu gekomen op het punt waar alles om draait. Laat ik met enkele heel duidelijke passages uit de Schrift voor de lezers bewijzen wat de kern is. En laat ik daarna aantonen dat deze heilige man – Augustinus bedoel ik – mij niet in de steek laat. Ook hij getuigt dat wat ik uit de Schrift haal, de waarheid is. Niemand moet mij er dus van beschuldigen dat ik met verkeerde bedoelingen de Schrift opzettelijk verdraai. Ik vind het niet nodig om een voor een alle passages uit de Schrift op te sommen, die volgens mij uit de Schrift geciteerd kunnen worden om mijn beweringen te staven. Als ik door de belangrijkste passages te citeren maar de weg baan om al het andere wat je hier en daar kunt lezen goed te begrijpen. En aan de andere kant lijkt het me niet misplaatst als ik aantoon dat mijn mening heel goed overeenstemt met de opvattingen van de man aan wie de vromen terecht allemaal zo’n groot gezag toekennen. (Institutie 2.3.8)
Calvijn legt hier uit waarom hij Augustinus gaat citeren. Hij wil laten zien dat zijn eigen uitleg van de Schrift niet nieuw is. Het is geen eigenzinnig idee van Calvijn zelf. Calvijn heeft de Schrift niet opzettelijk verdraaid. Want Augustinus is het met hem eens. Augustinus dient hier dus alleen om Calvijns beroep op de Schrift te ondersteunen. Augustinus heeft zelf geen gezag, maar Calvijn en andere vromen kennen Augustinus gezag toe, omdat Augustinus de Schrift naspreekt.
Maar dan hebben kerkvaders voor Calvijn ook alleen maar gezag zolang ze spreken in overeenstemming met de Schrift. Doen ze dat op een bepaald punt niet, dan vervalt voor Calvijn hun gezag.
Het gezag van de kerkvaders is dus niet hun eigen gezag, maar het gezag van de Schrift.
Calvijn schroomt dan ook niet om de kerkvaders te bekritiseren en het met hen oneens te zijn zodra ze volgens hem afwijken van de Schrift. Zo vindt hij bijvoorbeeld dat ze veel te onduidelijk of zelfs verkeerd spreken over berouw en boete doen:
Wat we bij de oude schrijvers op vele plaatsen lezen over genoegdoening, doet mij weinig. Ik zie wel dat sommigen van hen – ik moet eigenlijk zeggen: bijna al degenen van wie de boeken bewaard gebleven zijn – bij dit onderwerp óf zijn uitgegleden, óf zich te sterk of te ingewikkeld uitgedrukt hebben. (Institutie, 3.4.38)
Samenvattend kun je in Calvijns gebruik van de traditie en de kerkvaders dus drie functies onderscheiden:
- Hij wil laten zien dat zijn standpunten niet nieuw of zelfverzonnen zijn: de kerkvaders zeggen hetzelfde.
- Hij wil laten zien dat zijn tegenstanders inconsequent zijn: als zij de kerkvaders gezag toekennen, moeten ze hun eigen ongelijk erkennen.
- Hij wil zijn standpunten verduidelijken: de kerkvaders zeggen het soms duidelijker dan hijzelf zou kunnen.
In al die gevallen kent Calvijn dus geen werkelijk gezag toe aan de traditie, maar gebruikt hij die eigenlijk alleen ter illustratie.
Uiteindelijk is er voor Calvijn maar één bron met gezag: de Schrift.
Hij zegt nooit: dit of dat is waar, want de kerkvaders zeggen het. Maar wel: dit of dat is waar, want de Schrift zegt het en, kijk eens, de kerkvaders zeggen het ook.
Verdient dit gebruik van Schrift en traditie het predicaat sola Scriptura? Ik zou eerlijk gezegd niet weten waarom niet.
Ik denk dat het wel wat genuanceerder ligt. In hoofdstuk 4 van boek 4 laat Calvijn zien dat hij niet per se tegen inzettingen vanuit concilies is, of vanuit de kerkgeschiedenis qua kerkregering. Aartsbisschoppen en patriarchen worden afgeserveerd op basis van hun nut en niet op basis van de Schrift(IV.iv.4)
Calvijn heeft zich wel grondig met de traditie beziggehouden en het is te zien dat hij in dialoog is met de traditie(vooral Aquino en meer met de scholastiek dan me kerkvaders) en juist door het inbrengen van exegese de traditie eerder heeft verrijkt dan afgeschaft. Het is natuurlijk ook wat je verstaat onder traditie. Maar ten diepste is Sola Scriptura het onderscheid aanbrengen tussen de Schrift en haar interpretatie, wat Calvijn zowel toepast door de hele Institutie heen, als dat dit de consequentie moet zijn van zijn Schriftleer waarin het verborgen getuigenis van de Geest een rol in speelt(
II.vii.4). Traditie is niks anders dan het spoor van het verlichtend werk van de Geest door de geschiedenis heen.
Natuurlijk ligt het genuanceerd, in de zin dat Calvijn de traditie zeker gebruikt en waardeert. Maar dat traditie niks anders is dan het spoor van het werk van de Geest, gaat denk ik iets te ver. In de traditie zie je inderdaad dat spoor, maar de traditie bevat ook dwalingen. Het gaat er nu juist om dat je de traditie kritisch benadert en onderscheid maakt tussen wat wel en niet het werk van de Geest is. De norm daarvoor is de Schrift.
Maar dat is het subtiele onderscheid tussen Sola Scriptura en Solo Scriptura. Calvijn erkende wel wat gezag, maar binnen de juiste proporties. Net als alle andere reformatoren. Ik denk niet juist is om te zeggen dat de traditie voor Calvijn geen gezag heeft. Ik ben het er wel mee eens dat je de traditie kritisch moet benaderen. Als ik zeg dat traditie het spoor van de Geest door de geschiedenis is, bedoel ik dat er ook een hoop nep-traditie is die te ontdekken is door de Schrift. Volgens mij zeggen we dan hetzelfde, alleen formuleren we het positief of negatief.
Misschien duik ik ook wel wat met gestrekt been in op het artikel, ik wil juist een lans breken voor traditie. Het is de manier waarop de gereformeerde Kerk katholiek en apostolisch is. Ik ben nogal geïnspireerd door het boek Reformed Catholicity (http://www.thegospelcoalition.org/article/reformed-catholicity) en ook door het lezen van Calvijn en zijn verworteldheid in de traditie van de Kerk, waar hij de ontsporingen haarfijn weet aan te wijzen.
Wat ik maar bedoel te zeggen, ik vind het een prikkelend stukje 🙂
Dank je wel voor je stukje. Hoe pas je dat dan toe op je persoonlijk leven met God?
Daar zou ik natuurlijk op zich al een heel artikel aan kunnen wijden. Maar in het kort komt het er denk op op neer dat je als gelovige altijd zelf moet onderzoeken of wat de dominee, of de kerk, of de belijdenissen, enz. leren echt in overeenstemming is met wat de bijbel zegt. Je moet nooit iets geloven alleen omdat een ander het zegt, hoeveel gezag zo iemand ook heeft, maar alleen omdat de bijbel het zegt. Maar aan de andere kant is het wel verstandig om bij het bestuderen van de bijbel gebruik te maken van wat de kerk in de loop van de eeuwen gezegd heeft. Dan kun je gemakkelijker ontdekken wat de bijbel leert, dan wanneer je zelf het wiel probeert uit te vinden. Kortom, de kerkelijke traditie kan je enorm helpen om te ontdekken wat God wil zeggen, maar je moet er wel kritisch gebruik van maken.