Voor de koorleider. Op ‘De hinde van de dageraad’. Een psalm van David.

- Mijn God, mijn God, waarom verlaat U mij?
Waarom maakt U mij nu nog steeds niet vrij,
maar gaat U aan mijn jammerklacht voorbij,
aan al mijn vragen?
Mijn God, ik roep U nu al zoveel dagen!
In mijn verdriet, ook tijdens lange nachten,
vind ik geen rust, geen antwoord op mijn klachten.
Hoort U mij niet? - Maar U bent heilig, U die bij ons woont,
U die op Israëls gezangen troont.
U bent de redder, dat hebt U getoond
in het verleden.
U hebt voor onze vaderen gestreden.
Zij riepen U, waarna ze vrij ontkwamen.
U wilde hun vertrouwen niet beschamen.
Bevrijd ook nu! - Ik ben een worm, vertrapt lig ik hier neer.
Ik word veracht, een mens ben ik niet meer
en ieder die mij ziet, laat met een sneer
zijn afschuw blijken.
Hoofdschuddend staan zij daar naar mij te kijken.
‘Hij roept om God, laat die hem dan bevrijden,
zijn lieveling verlossen uit zijn lijden!’
Zo klinkt hun spot. - U bent mijn God al sinds mijn moeders schoot,
toen U mij zelf haar borst vol liefde bood.
Laat mij nu niet alleen hier in mijn nood
met wilde dieren.
Buffels uit Basan, sterke jonge stieren,
omringen mij. Het zal toch niet gebeuren
dat zij als woeste leeuwen mij verscheuren.
Hoe brullen zij! - Als water zijn mijn krachten weggevloeid.
Ik smelt als was, zo dodelijk vermoeid,
en val uiteen – mijn keel verdroogd, verschroeid –
als aarden scherven.
U legt mij in het stof om daar te sterven.
De horde dringt als honden wild naar voren.
Ze willen mij mijn hand en voet doorboren.
Ik word verminkt. - Mijn botten kan ik tellen, één voor één.
Ik zie het leedvermaak hier om mij heen.
Men deelt mijn kleren en komt overeen
erom te loten.
Kom, HEER, red mij van stieren die mij stoten
en van de leeuw en honden die mij bijten.
Red van het zwaard dat mij zal openrijten.
Ach, hoor mijn schreeuw! - Ja, HEER, U hoorde toch mijn roepen wel,
zodat ik graag mijn volk van U vertel.
Met heel het nageslacht van Israël
wil ik U eren.
U wilde niet vol afschuw U afkeren
van wie zo diep ellendig zit in zorgen.
Want uw gelaat hield U toch niet verborgen
toen ik U riep. - In uw gemeente loof en prijs ik U
en daar betaal ik mijn geloften nu.
De armen krijgen met een rijk menu
royaal te eten.
Want wie U zoeken, mogen altijd weten:
het is zo goed om God de HEER te vrezen.
Loof Hem, je leven zal voor eeuwig wezen.
Houd daarom moed! - Eens denkt weer heel de wereld aan de HEER.
Dan keren alle volken tot Hem weer
en knielen zij voor Hem, hun koning, neer.
Hij zal regeren!
Rijk, arm en zelfs wie dood is zal Hem eren.
Het nageslacht laat wie nog wordt geboren
het werk van Gods rechtvaardigheid ook horen:
het is volbracht.
Deze psalmberijming is een project in uitvoering. Ik probeer regelmatig een nieuwe psalm te plaatsen, maar ik heb geen idee hoe vaak dat gaat lukken en ook niet of dit project ooit afkomt.
Psalmen zijn natuurlijk bedoeld om te zingen, dus ik heb er geen bezwaar tegen als dat gebeurt. Wel zou ik het leuk vinden om dat dan ook te weten.
En ik zou je willen vragen deze berijming niet verder te verspreiden zonder mijn toestemming en nooit zonder bronvermelding.