Voor de koorleider. Van David.
- De dwaas zegt bij zichzelf: ‘Er is geen God.’
De mensen plegen gruwelijke daden.
Verdorven als ze zijn, doen ze het kwade.
Niemand doet goed, maar ieder drijft de spot
met Gods gebod. - De HEER kijkt uit de hemel op hen neer
of iemand wijs is en niet af wil wijken,
of elk ontaard en goddeloos zal blijken.
Maar nee, er is niet één die goed doet meer.
Geen zoekt de HEER. - Of weten zij dan niets van Gods gebod?
Hoe kunnen zij in kwaad doen vreugde vinden,
zij die Gods eigen volk als brood verslinden?
Tevreden zijn ze met hun aardse lot.
Geen roept tot God. - Maar eensklaps slaat een grote schrik hen neer,
want God kiest zelf partij voor alle vromen.
Al heeft men hun hier ook de moed benomen,
verdrukten schuilen toch nog bij de HEER,
altijd maar weer. - Och, kwam er nu maar redding, Israël!
Als vanuit Sion God hun lot zal keren,
dan zal zijn volk Hem blij en dankbaar eren.
Dan juicht heel Jakob, zingt heel Israël
bevrijd en wel.
Deze psalmberijming is een project in uitvoering. Ik probeer regelmatig een nieuwe psalm te plaatsen, maar ik heb geen idee hoe vaak dat gaat lukken en ook niet of dit project ooit afkomt.
Psalmen zijn natuurlijk bedoeld om te zingen, dus ik heb er geen bezwaar tegen als dat gebeurt. Wel zou ik het leuk vinden om dat dan ook te weten.
En ik zou je willen vragen deze berijming niet verder te verspreiden zonder mijn toestemming en nooit zonder bronvermelding.