Bij veel discussies in de kerk hoor ik tegenwoordig mensen zeggen: ‘Jezus heeft hier nooit iets over gezegd.’ Dan kan het bijvoorbeeld gaan over de positie van de vrouw in de kerk, of over homoseksualiteit. Vaak bedoelen ze dan: omdat Jezus over deze dingen nooit iets gezegd heeft, moeten we elkaar daarin vrijlaten. Het kan in elk geval nooit zo belangrijk zijn dat we daar zo’n zware discussie over moeten voeren. Anderen zeggen het meer als een soort verzuchting: ‘Had Jezus hier zelf maar iets over gezegd…’ Dan zouden we nu tenminste weten waar we aan toe zijn. Nu ligt het allemaal zo moeilijk. Het is zo onduidelijk.
Maar is dat wel zo? Heeft Jezus over deze dingen nooit iets gezegd? En is het daarom inderdaad zo onbelangrijk of onduidelijk?
Het is waar dat we in de evangeliën over heel veel meer of minder brandende kwesties geen duidelijke uitspraken lezen van Jezus. Natuurlijk betekent dat niet perse dat Hij er ook echt niets over gezegd heeft. We mogen aannemen dat Jezus tijdens zijn leven heel wat meer gezegd heeft dan wat er is opgetekend. Maar daar hebben we natuurlijk niet zoveel aan.
Wat ik alleen niet zo goed snap, is waarom sommige christenen zoveel speciale waarde hechten aan wat er in de bijbel wél staat opgetekend over wat Jezus zelf gezegd heeft. Zijn die woorden meer waard dan wat er verder in de bijbel staat? Hebben zijn woorden meer gezag dan die van de profeten of de apostelen? We belijden toch met de kerk van alle eeuwen dat heel de bijbel Gods Woord is?
Apostolisch gezag
Ik richt me nu speciaal op Paulus. Over bijvoorbeeld de positie van de vrouw in de kerk of over homoseksualiteit hebben we inderdaad geen duidelijke uitspraken van Jezus zelf. Maar die hebben we wel van Paulus. Hebben we daar niet genoeg aan? Het lijkt erop dat veel christenen dat denken. Maar is dat terecht?
Paulus zelf presenteert zich in de aanhef van elke brief als een apostel van Jezus Christus. Vaak legt hij dat nog iets verder uit. Hij noemt zich een ‘geroepen’ apostel, ‘door de wil van God’. Dan doelt Paulus op zijn bekering onderweg naar Damascus. Daar riep Jezus zelf hem en vervolgens maakte Jezus hem duidelijk dat hij bestemd was om als apostel naar de heidenen te gaan, om hen te bekeren (Handelingen 9). Als Paulus zich beroept op deze roeping, geeft hij daarmee aan dat zijn woorden niet zijn eigen woorden zijn. Hij spreekt niet op eigen gezag, maar hij heeft zijn gezag gekregen van Jezus Christus, van God zelf. Hij heeft afgeleid gezag. Hij spreekt namens Jezus. En dus moet je zijn woorden lezen alsof het woorden van Jezus zelf zijn.
Nu is de vraag natuurlijk: hoe zit dat dan precies? Zijn Paulus’ woorden daadwerkelijk woorden van Jezus? Of zijn het gewoon Paulus’ eigen woorden, maar dan met hetzelfde gezag? Misschien kunnen we vier verschillende situaties onderscheiden.
1. Paulus citeert Jezus zelf
Het duidelijkst ligt het natuurlijk als Paulus Jezus citeert. We weten niet zeker of Paulus Jezus zelf ontmoet en gehoord heeft. We weten alleen dat hij aanwezig was bij de steniging van Stefanus en daarna een actief christenvervolger werd (Handelingen 8:1 en 9:1). Maar na zijn bekering heeft Paulus intensief contact gehad met Petrus en Johannes en met Jakobus, een broer van Jezus (Handelingen 9:26-29; Galaten 1:18-19 en 2:9). Bovendien werkte hij nauw samen met Lucas, die uitgebreid onderzoek gedaan heeft naar het leven van Jezus (Lucas 1:3). Paulus was dus goed op de hoogte van wat Jezus precies geleerd had en kon Jezus’ woorden citeren. Dat deed hij ook, bijvoorbeeld in 1 Korinthiërs 7:10 en 9:14.
Soms heeft Paulus het over de ‘overleveringen’ die hij heeft doorgegeven, bijvoorbeeld in 1 Korinthiërs 11:2 of 2 Thessalonicenzen 2:15. Paulus bedoelt dan dat hij doorgegeven heeft wat hijzelf ook via anderen doorgegeven gekregen heeft. Zo’n overlevering is bijvoorbeeld wat Jezus gezegd heeft bij de instelling van het avondmaal (1 Korinthiërs 11:23). Dat Paulus het woord ‘overleveringen’ gebruikt, lijkt er inderdaad op te wijzen dat Paulus Jezus’ woorden alleen indirect kende, via anderen. Maar hij staat ervoor in dat wat hij doorgeeft, hetzelfde is als wat de andere apostelen leren (1 Korinthiërs 14:9-11).
2. Paulus beroept zich op een goddelijke openbaring
Maar Paulus geeft niet alleen door wat hij van anderen over Jezus geleerd heeft. Hij beroept zich ook op een goddelijke openbaring die hij zelf gekregen heeft. Zo’n openbaring was natuurlijk de verschijning van Jezus toen Paulus op weg was naar Damascus. Paulus verwijst daar een aantal keer naar, bijvoorbeeld in Efeziërs 3:2 en Galaten 1:12. Paulus heeft meer van zulke openbaringen gehad, waarbij God rechtstreeks of via een engel tot hem sprak (Handelingen 27:23; Galaten 2:2; 2 Korinthiërs 12:9).
Toch beroept Paulus zich in zijn brieven eigenlijk nooit op een openbaring als hij een specifiek punt wil maken. Hij spreekt alleen in algemene termen over het mysterie van het evangelie dat God aan hem geopenbaard heeft. Wel stelt hij zich daarmee dan op één lijn met de andere apostelen. In Efeziërs 3 zegt hij dat aan de apostelen het mysterie van Christus geopenbaard is dat de heidenen ook erfgenamen zijn van de beloften van het evangelie. En dat juist hij, Paulus, is aangewezen om als apostel dit mysterie aan de heidenen bekend te maken. Vanuit die positie durft hij zelfs Petrus terecht te wijzen als dat moet (Galaten 2:11-14).
Nu is het opvallend dat Paulus in Efeziërs 3:5 behalve de apostelen ook de profeten noemt. Hij maakt onderscheid tussen het oude en het nieuwe verbond. Het mysterie dat nu geopenbaard is, was vroeger onbekend, zegt Paulus. De profeten van het oude verbond kenden het dus niet. Toch zegt Paulus dat het nu geopenbaard is aan Gods ‘heilige apostelen en profeten’. Daarmee stelt hij niet alleen zichzelf op één lijn met de andere apostelen, maar ook de apostelen op één lijn met de profeten. De profeten kregen directe openbaringen van God. Zij spraken met goddelijk gezag: ‘Zo spreekt de Heer!’ En dit gezag kent Paulus hier dus ook toe aan de apostelen en daarmee aan zichzelf.
3. Paulus citeert het Oude Testament
Welk gezag dat is, blijkt uit hoe Paulus het Oude Testament citeert. Regelmatig onderstreept hij zijn woorden met: ‘Want er staat geschreven: …’ Ook Jezus zelf deed dat. Beiden kennen aan de Schrift goddelijk gezag toe. Jezus verklaart dat de Schriften van hem getuigen. Hij is gekomen om de Schriften te vervullen. Ook zegt Jezus in Johannes 10:35 dat de Schrift niet gebroken kan worden. En Paulus zegt in 2 Timotheüs 3:16:
'Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid' (HSV)
De wet en de profeten zijn dus door God geïnspireerd. Daarmee zijn het woorden van God zelf. Ook Petrus zegt dat:
'En wij hebben het profetische woord, dat vast en zeker is, en u doet er goed aan daarop acht te slaan als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw hart. Dit moet u allereerst weten, dat geen enkele profetie van de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat; want de profetie is destijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven, hebben gesproken.' (HSV)
Als Paulus het Oude Testament citeert, spreekt hij dus met hetzelfde gezag als wanneer Hij Jezus citeert, of zich beroept op een goddelijke openbaring.
4. Paulus geeft zijn eigen mening
Maar hoe zit het nu als Paulus geen van deze drie dingen doet? Wat als Paulus gewoon zijn eigen mening geeft? Hebben zijn woorden dan ook goddelijk gezag? Moeten we ze dan ook gehoorzamen alsof het woorden van Jezus zelf zijn?
Onder punt 2 heb ik er al op gewezen dat Paulus de apostelen, inclusief zichzelf op één lijn stelt met de profeten, die goddelijke openbaringen kregen. Maar de Heilige Geest werkt niet alleen via directe openbaringen. De Geest werkt ook indirect. Daarmee bedoel ik dat de Geest Paulus en de andere bijbelschrijvers kennis, wijsheid en inzicht gaf en vervolgens het creatieve proces leidde waarbij zij hun inzichten opschreven. Zij waren daar zelf volledig actief bij betrokken. Maar het resultaat is toch precies wat de Geest wilde. Wat er uiteindelijk op papier staat, is wat de Geest wilde zeggen. En zodoende heeft dus alles wat Paulus in zijn brieven schrijft goddelijk gezag.
Petrus herkende dat gezag al in wat Paulus schreef. Petrus schreef over Paulus:
'... zoals ook onze geliefde broeder Paulus, naar de wijsheid die hem gegeven is, u geschreven heeft, zoals ook in alle brieven, wanneer hij deze dingen ter sprake brengt. Daaronder zijn sommige zaken die moeilijk te begrijpen zijn, die de onkundige en onstandvastige mensen verdraaien, tot hun eigen verderf, net als de andere Schriften.' (2 Petrus 3: 15-16 HSV)
Petrus stelt hier Paulus brieven uitdrukkelijk op één lijn met ‘de andere Schriften’, het Oude Testament. En, zegt hij, als je die woorden verdraait, betekent dat je ondergang!
Waar Paulus spreekt, spreekt Jezus
Volgens mij is er dus geen enkele reden om uitspraken van Paulus lager te waarderen dan woorden van Jezus zelf. Via Paulus spreekt de Heilige Geest. Dat is de Geest van Christus. Dat is God zelf. En daarom moet we aan wat Paulus zegt altijd evenveel waarde hechten als aan Jezus’ eigen woorden. Laten we nooit denken dat Jezus gezwegen heeft over dingen waar Paulus of andere bijbelschrijvers wel over spreken. Want uiteindelijk zijn hun woorden net zo goed woorden van Jezus!
Dag Gerrit,
ik heb ooit uitgezocht dat Paulus het in 1Kor11:23 heeft over een persoonlijke overdracht, als hij het woord parelabon gebruikt. De Strongs Dictionary (G3880 / 3879) geeft de betekenis van ‘paralambanoo’ weer met ‘persoonlijk, uit de eerste hand ontvangen’ Dit zou dus wel degelijk via een van de visioenen gebeurd kunnen zijn. https://levendwater.org/bible_interlinear/greek/3880.htm
Je ziet ik loop een beetje achter met de ‘institutie in 1 jaar’ challenge 🙂
groeten Richtje
Interessante suggestie, alleen zie ik die betekenis niet terug bij Strong, dus ik begrijp niet goed hoe je erbij komt. Misschien toch een andere bron? Zelf vind ik o.a. de betekenis ‘ontvangen door mondelinge overlevering’. Bij ‘overlevering’ denk ik juist eerder aan een indirecte overlevering. En dat wordt volgens mij bevestigd door dat Paulus zegt dat hij wat hem is overgeleverd ‘ook’ doorgeeft. Hij is dus niet de eerste die het doorgeeft, maar het is blijkbaar ook aan hem doorgegeven, via een andere tussenpersoon dus.