Vrijheid?

Zo zijn dus de banden gebroken en onze hervormde kerk is onze hervormde kerk niet meer! Men kiest daarom ook liever voor de naam van protestanten, omdat dit de algemene benaming is van allen die zich van de roomse kerk onderscheiden. Graag zou men al deze gezindtes verenigen en één partij maken tegen de roomse kerk.

Ik geef toe: een gezamenlijk tegenwerken van alle listen van het geheime jezuïtisme van de roomse kerk is een zeer wenselijke en goede zaak. Maar dat kan niet bereikt worden ten koste van de waarheid of met jezuïetenstreken in onze eigen boezem.

En zouden we ons niet op dezelfde manier kunnen handhaven tegenover het katholicisme als we nu al drie eeuwen gedaan hebben? Zoals het Haagse Genootschap ter verdediging van de christelijke godsdienst tegen het ongeloof gedaan heeft en nog blijft doen? Men zal ter verdediging van de waarheid in elk geval niets winnen met het liberalisme. Want daaruit zullen honderd andere nieuwe stelsels geboren worden en de scheuringen worden met de dag meer.

Onwetendheid

Als je alles wat ik gezegd heb in aanmerking neemt, is het niet te verwonderen dat heel veel protestanten en vooral duizenden leden van onze gemeente deze ware toestand zelfs niet opmerken. Men is sinds een aantal jaren te laf en te toegeeflijk geworden wat betreft de leer. In de catechisaties, in de catechismuspreken mocht niet meer over partijen gesproken worden. Het was overdreven en onnodig om een aantal afgesleten ketterijen en dwalingen te behandelen. Maar men verzuimde ook het noemen van de verschillen die nu nog bestaan. Het oude remonstrantisme moest veld winnen. En leraren die zich 25, 30 jaar geleden nog verzetten tegen grove afwijkingen van onze kerkleer, werden uitgelachen of als onverlichten aangemerkt. Jongere mensen, door heel of halve verdorvenen voorgelicht, juichten het nieuwe toe. En wat men 25 jaar geleden – zelfs recensenten van onze dagen zeggen dat – op de preekstoelen niet durfde zeggen, wordt nu openlijk beweerd en gepubliceerd.

Het is helemaal niet vreemd dat in onze tijd ook onder de jonge predikanten honderden niet beseffen hoe men van tijd tot tijd is afgeweken. Zij zijn voorgelicht door de schijn van beter weten en helderder verlichting, terwijl ze aan de andere kant worden afgeschrikt door vrees dat ze zomaar beschouwd kunnen worden als duisterlingen en dompers. Dan zouden ze zichzelf kunnen belemmeren in hun promoties.

Aan deze mensen vraag ik: kennen jullie de gereformeerde leer en hebben jullie die grondig onderzocht? Moeten jullie door menselijke wil of door de wil van onze verhoogde Verlosser promotie maken in de vaderlandse kerk? En is grote promotie voor ieder wel zo gelukkig, of is het niet gelukkiger daar te staan waar onze Heer ons gebruiken wil? En zijn wij in het eerlijk en oneerlijk erkennen van de waarheid niet verantwoordelijk voor Hem? Onderzoek dan wat daarin jullie heilige roeping en plicht is.

Kerkleden

Men klaagt in onze dagen overal over verval in de openbare godsdienst. En men doet dit heel terecht. Want op de meeste plaatsen is het verschil opvallend en treurig. Men klaagt over het wantrouwen van de mensen tegenover hun leraren en de verdenking van onrechtzinnigheid of de beschuldiging van rechtzinnig te willen zijn, die tegen de leraren wordt ingebracht.

Maar is dat alles wel te verwonderen? Als de dingen in onze kerk verlopen zoals ik hierboven heb aangewezen, dan moet immers het wantrouwen worden opgewekt bij heel veel oude en volgens de kerkleer rechtzinnige mensen. Dan moet men immers spreken van ontrouw en verwaarlozing.

Als de leraren de voorkeur geven aan kunstmatige, ingewikkelde en sierlijke voordracht boven een meer duidelijke en eenvoudige voordracht, die het ware kleed van de waarheid is.

Als men veel stellige waarheden ingewikkeld presenteert en soms onbeschaamd verdraait en ontkent.

Als men vaak een dorre geesteloze zedenleer levert in plaats van een ernstige toespraak vanuit het hart.

Als men geen of weinig onderscheid meer maakt tussen bekeerden en onbekeerden en alle hoorders aanspreekt als christenen en hen in de waan brengt dat ze alleen nog wat verbetering nodig hebben. Dan vergeet men de mooie brief van wijlen ds. Kist, geplaatst voor zijn preken en gericht aan prof. Van der Palm, over de noodzaak en het nut van het onderscheidend preken.

Als men de mensen zichzelf wil laten verbeteren en over het werk van de Heilige Geest zo spaarzaam of zo algemeen spreekt, dat de mensen bijna niet meer weten wat het wil zeggen dat ze opnieuw geboren moeten worden.

Ik vraag: zijn dit niet de oorzaken van verdenking en verflauwing? Die manier van preken mag door veel van onze tijdgenoten worden toegejuicht en algemeen veld winnen. Maar zij heeft niet het gewenste effect. Degenen die haar toejuichen, maken veel spaarzamer gebruik van de openbare godsdienst dan anderen, die haar betreuren. Zij zijn over het algemeen ook veel minder strikt in hun leven, ze kunnen veel meer God en de wereld tegelijk dienen. En ze vleien zich met een ingebeelde hemel, waarin ze moeten komen op grond van dingen die het evangelie niet of niet in die mate leert. Hoe langer de predikanten op die manier doorgaan en preken, hoe meer verval er in de godsdienst zal komen en hoe minder echte vroomheid men in ons vaderland zal zien.

Theologen

Als bovendien de predikanten zelf weinig meer op hebben met het werk van de echte bekering en veel wat daar bij eenvoudige mensen mee gepaard gaat, beschouwen als dweperij, hoe kunnen we dan veel enthousiasme en warmte verwachten in onze gemeente? De waarheidlievende en pas bekeerde of al meer gevorderde christenen zijn toch onze trouwste kerkgangers. En als die dan geen voedsel voor verstand en hart vinden, moeten ook zij dan door de tijd niet onverschilliger worden en andere hulpmiddelen opzoeken?

Ik zwijg over de vrijere manier van leven en kleden van veel van onze predikanten. Want het een staat met het ander in verband en ook daardoor doet men meer schade dan voordeel. Ik zwijg over het gebrek aan huisbezoeken of het verrichten van dit werk op een ineffectieve en onvruchtbare manier. Neem al die dingen samen en vraag of onze leraren ook niet rijkelijk besmet zijn met de lichtzinnigheid van onze dagen en het kwaad niet te veel in de hand werken en bevorderen.

Ik beklaag al die jonge mensen op onze vaderlandse hogescholen. Ze worden niet alleen overvoerd met bijwetenschappen. Ze zijn bijna niet meer in de gelegenheid om de echt calvinistische leer grondig en zonder vooroordeel te leren kennen. Zelfs van sommige van de hoogleraren horen ze niets anders dan zijdelingse of rechtstreekse kwinkslagen en schimpscheuten op onze vroegere onderscheidende prediking en zuivere Dordtse – of laat ik liever zeggen: oorspronkelijk calvinistische – leer. Hoe gemakkelijk worden onervaren harten van jonge mensen opgezet tegen een of ander gevoelen? Als zij leraren geworden zijn, wordt het kwaad door hen door heel de vaderlandse kerk verspreid, net als in de dagen van Arminius.

Ik breng hulde aan grondige geleerdheid. Maar ik moet aanmerken dat men de jonge mensen op de academies daar meer mee prikkelt dan met echte godsvrucht. Helaas, hoeveel jonge predikanten worden er tegenwoordig gevonden die geen ernst en geen ijver bezitten. En als ze daar eens iets van willen tonen, dan stoten ze dat meteen met een losse of luchtige levensstijl omver. Ze willen over geestelijke dingen spreken die ze niet kennen en die ze niet eens proberen te leren kennen!

Hogescholen zouden kweekplaatsen moeten zijn van zuivere waarheid en godsvrucht. Maar als we het onpartijdig willen beoordelen, zouden we dan wel positief kunnen antwoorden op de vraag of dit voor onze academies waar is? Zijn zij daar wel expres op gericht? Spreken vele hoogleraren hun studenten wel ooit aan op hun bekering of spelen ze liever een partijtje met hen?

Inderdaad, we gaan langzamerhand terug naar de dwalingen en verbasteringen van de Middeleeuwen. Wie beklaagt niet elke student die de gelegenheid en het voorrecht mist om daarop opmerkzaam gemaakt te worden?

Verzoeken

Dit een en ander wilde ik graag bij mijn land- en geloofsgenoten onder de aandacht gebracht hebben. Niet om daardoor mensen tegen elkaar op te zetten. Want de Geest houdt niet van nijd. Maar om nog iets te mogen bijdragen aan een echte verbetering van onze verontruste en bedreigde vaderlandse kerk. Immers, als het kwaad nooit gezegd en aangewezen wordt, hoe kan het dan verbeteren? Als we alles stilzwijgend laten voortgaan, dan wordt het van jaar tot jaar erger. En dan zullen we ons uiteindelijk te laat beklagen over iets dat we hadden kunnen voorkomen.

Daarom smeek ik alle rechtzinnige geloofsgenoten dat ze oppassen voor onverschilligheid voor de waarheid die ons volgens Gods woord van de vaderen is overgeleverd. En dat ze houden wat we hebben, om te voorkomen dat iemand onze kroon neemt. Maar vooral dat ze oppassen voor twist en onenigheid. Die bouwen nooit het goede op. Nee, we moeten de waarheid in praktijk brengen in liefde.

Daarom smeek ik alle leraren van onze hervormde godsdienst dat ze deze zaak met alle ernst ter harte nemen en bedenken welke pogingen ze hierin zouden kunnen aanwenden voor een vreedzaam en gezegend herstel van onze kerk. Niemand die onze Heer in het evangelie dient, zal toch de ondergang van de kerk kunnen wensen. Is het dan niet beter dat de gereformeerde kerk blijft wat zij is, volgens haar oorspronkelijke verordeningen, dan dat er eindeloos twisten plaatsvinden die de harten verdelen en bitter en liefdeloos maken tegenover elkaar?

Daarom smeek ik alle leraren die in een kerkelijk bestuur zitten – daar worden ook nog kerkelijk rechtzinnige onder gevonden. (Ik heb reden om te vermoeden waarom men hier en daar ook zulke leraren erin opneemt. Want de keus schijnt wel af te hangen van de plenaire classis waar alle predikanten verschijnen, maar wie de zaak van dichtbij kent en zijn oren te luisteren legt, weet wel beter en waarschuwt tegen de hiërarchie.) – Daarom smeek ik al die leraren dat ze nauwlettend toezien en niet door stilzwijgen en toegeven zulke zonde goedkeuren en verder helpen. Ze moeten ervoor zorgen dat de breuk niet groter wordt, maar juist geneest.

Daarom smeek ik de hoogleraren dat zij denken aan hun verantwoordelijkheid aan de Heer van de gemeente en aan het belang van de waarheid en van al die onsterfelijke zielen. En dat ze het wantrouwen in het land zullen wegnemen en hun kwekelingen niets zullen leren dan wat de hervormde kerk van hen verwachten kan. Ze weten immers wat voor onrust er in vroegere tijden is ontstaan en hoeveel er van hun voorlichting en toonzetting afhangt.

Daarom smeekt ik de Nederlandse synode die elk jaar zitting houdt in Den Haag, dat zij dit adres en alle geuite klachten ter harte neemt. En dat zij in plaats van door te gaan op de al getoonde manier, liever terugkeert van een dwaling die zo groot en zo gevaarlijk is. Als er toch meer onrust komt en er misschien een scheuring uit voortkomt, zou de synode daar dan niet verantwoordelijk voor zijn? Dan heeft zij de banden losgemaakt, de deur opengezet en niet gelet op listige voormannen die langzamerhand onze kerk herscheppen willen en die haar uiteindelijk de ondergang zullen berokkenen.

God kent mijn hart. Hij weet waarom en met welk gebed ik dit geschreven en verzonden heb. Daarom eindig ermee elk van mijn lezers toe te roepen: ‘Zie, ik heb het jullie gezegd!’

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in