Dit is een hertaling van een uitgave uit 1827. De originele tekst is hier te lezen. Meer informatie over de achtergronden van dit boekje en de omstandigheden waarin het verscheen, is te vinden in dit artikel over het Algemeen Reglement van 1816.
De verschillende recensies van het werkje van de eerwaarde Kuiper, emeritus-predikant te Haarlem, getiteld Het geloof is uit het gehoor, wekte op een heel bijzondere manier mijn aandacht. Ik breng hulde aan de bedoeling en opzet van deze man, om door zijn geschrijf nog iets bij te dragen aan het weer oprichten en herstellen van de godsdienstige bloei van ons vaderland. Ook ik ben gewend dag en nacht over het verval van ons dierbaar vaderland te peinzen en te treuren. En ik had allang van de goede bedoeling van deze eerwaarde man gehoord. Maar ik vond het jammer dat hij in deze zaak enigszins mis tastte en, zo vrees ik, voedsel geeft aan de eigenlijke oorzaken van het verval in de godsdienst en de listen van onze tijd te veel in de hand werkt, ook al wil hij dat niet.
Ik sta op geen enkele manier in verband met Da Costa, Capadose, Thelwall, Vijgeboom of dergelijke mensen. Ik ken hen niet en heb hen voorzover ik weet nooit gezien. Ik keur zelfs heel veel onbezonnen en onbewezen uitspraken in hun geschriften af. Ik vind het niet goed dat men zo onzorgvuldig en onbesuisd spreekt.
Maar ik sta aan de andere kant ook heel ver af van die strenge en onbarmhartige en onchristelijke oordelen die over deze mensen geveld worden. Ik geloof juist dat zij zeker niet degenen zijn die aanleiding gegeven hebben tot het wantrouwen dat in onze dagen tegen de leraren bestaat. Ik geloof eerder dat het gedrag van sommige dienaren van het evangelie zelf daartoe aanleiding gegeven heeft en nog steeds blijft geven.
Ik ben niet twistgierig en ik wil ook geen zaad van twist zaaien. Maar als het mogelijk is om mijn dwalende tijdgenoten terug te leiden tot vroegere welvaart en tot ware eensgezindheid in de godsdienst, dan wil ik daarover een en ander in het midden brengen en mijn medechristenen aanbevelen daarover na te denken en het ter harte te nemen.
Verwarring
Het kan niet ontkend worden dat er onder de belijders van de hervormde godsdienst in deze dagen verwarring en onenigheid bestaat. Ik spreek geen enkel woord over vele wargeesten die eigenlijk zelf niet weten wat ze geloven en die het onderling niet met elkaar eens zijn. Maar ik heb het oog op de rechtzinnig gereformeerden en de meer liberalen in onze kerk. De eersten zeggen dat ze zich houden aan de Dordtse Synode, de anderen willen vrij zijn en, zo zeggen ze, naar eigen inzicht en vrije overtuiging denken en spreken.
Voor de laatstgenoemde mening lijkt veel te zeggen. Want welk vrijdenkend mens wil niet graag vrij en ongebonden zijn? Deze mening wint nog meer veld, omdat men de bedoeling en de handelwijze van de Dordtse Synode in een ongunstig licht weet te plaatsen. Men laat het voorkomen alsof geloof aan wat deze synode heeft vastgesteld, een eis is die gelijkstaat aan de eisen van de roomse kerk, die bij de uitspraken van kerkvergaderingen en pausen zweert. Bovendien is het de algemene manier van denken in onze dagen dat wij het in alles beter weten dan onze voorvaders.
Ik wil echter eenvoudig en algemeen begrijpelijk uitleggen dat deze manier van denken verkeerd en heel schadelijk is. Ik hoop dat mijn tijdgenoten de ogen open mogen gaan en men zich niet langer als met een stroom laat meevoeren.
Dordrecht
Wat moeten we toch van die gehate Dordtse Synode denken? Deze vraag moet ik allereerst in het licht stellen.
Weet dan, mijn land- en geloofsgenoten, dat de goede God in de tijden van de gezegende kerkhervorming en daarna, toen onze voorvaders weggingen uit het dwalende pausdom, de zuivere leer van de hervormer Calvijn op een bijzondere manier in ons vaderland gevestigd heeft. Om ervoor te zorgen dat alle leraren en leken nu de zuivere leer van deze hervormer eensgezind en eenstemmig zouden belijden, nam men de Heidelbergse Catechismus en de Nederlandse Geloofsbelijdenis aan als formulieren van eenheid. Die staan nu achter in onze kerkboeken. En men verbond zich plechtig om niets anders in onze Kerk te leren en te geloven dan dit.
Dit was de onderlinge en vrije overeenstemming. Dus legde men hiermee niemand aan banden en beperkte men door deze maatregel niemands vrijheid. Want de verschillende protestantse gezindtes, ja ook de roomse, werden in ons land geduld. Ze hadden allemaal volledige vrijheid om hun belijdenis uit te oefenen. En zo stond het ook aan ieder vrij om over te gaan naar een andere gezindte, als hij de calvinistische leer te streng of niet overeenkomstig zijn inzichten vond.
Nee, men verbond zich vrijwillig tot de ondertekening van de formulieren van eenheid, om de orde, rust en vrede te bewaren. Pas toen men ontrouw werd aan dit gegeven woord, werd deze rust verstoord en werden er hevige klachten gehoord over het knellen van deze kerkelijke banden.
Dat was precies wat er aan de hand was met Arminius en zijn volgelingen, de remonstranten. Zij weken op vijf belangrijke punten af van de gereformeerde leer. Ze werden daarover beschuldigd en aangeklaagd. Daardoor ontstonden er steeds meer twisten in ons vaderland. Daarom oordeelden onze Staten en prins Maurits, als regeerders van de Verenigde Nederlanden, als ware gereformeerde belijders – in die geest is ook artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis gesteld – en als bevorderaars van onze kerkelijke rust en zuiverheid, dat er een algemene synode belegd moest worden. Die synode moest de ware en vanouds gevestigde leer onderzoeken en handhaven. En bovendien moest zij de dwalenden die deze leer ontrouw waren, buiten de Gereformeerde kerk zetten en aan zichzelf overlaten. Om ervoor te zorgen dat deze beslissing extra zuiver genomen zou worden, werden door de hoofden van ons volk ook buitenlandse geleerden van de gereformeerde kerk bijeengeroepen. Zij zijn in 1618 en 1619 bijeengekomen in Dordrecht en hebben de remonstranten als afwijkend van de aangenomen leer in het ongelijk gesteld en buiten onze gemeenschap gestoten.
In deze kerkvergadering werd dus zeker niet de wet gesteld, zoals we moeten geloven. Een kerkvergadering mag dat niet opleggen en zeker een gereformeerde synode, die zich houdt aan artikel 7 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis, kan dat niet doen. De Dordtse Synode stelde alleen opnieuw vast dat de leer samengevat in de formulieren van eenheid de zuivere calvinistische leer was, die door onze hervormde kerk in ons vaderland beleden werd. Daarom voegde de synode er vijf artikelen aan toe met daarin een verdere uitbreiding van de punten waarover de remonstranten getwist hadden. En de synode bepaalde opnieuw dat deze formulieren van eenheid ondertekend en met een eed bekrachtigd moesten worden door alle predikanten, professoren, catechiseermeesters, schoolonderwijzers en kerkenraadsleden, om de eenheid en de rust in de kerk te bewaren en te zorgen dat de zielen niet door dwaalbegrippen misleid zouden worden.
Dus ieder die zijn gezond verstand gebruikt en onbevangen oordeelt, zal moeten erkennen dat deze inrichting niets gemeen heeft met de roomse banden. Daarom zal ieder eerlijk man die zich niet met de opvattingen van onze kerk kan verenigen, liever onze kerk verlaten dan ontrouw worden aan zijn woord en eed. Sinds 1618 en 1619 is deze maatregel in onze kerk bewaard en gehandhaafd.
Sommige leraren wilden liever vrij zijn. Zij verlieten, net als de leken, onze hervormde kerk en gingen over naar de remonstrantse, zelfs al stemden ze in de vijf artikelen niet met die kerk overeen. Want deze gemeente is de enige die geen vaste geloofsbelijdenis heeft. En daarom duldt zij allerlei opvattingen in haar midden.
Andere leraren en leken weken in het geheim of openlijker van onze vastgestelde kerkleer af. Zij werden uit hun posten gezet en uit onze gemeenschap verwijderd. Niet omdat onze kerk onverdraagzaam was, maar om langs die weg de zuiverheid van de leer en de eenstemmigheid van de prediking te bevorderen. Het staat immers aan elke maatschappij vrij om ieder die zich niet aan de belangrijkste regels wil onderwerpen, uit haar midden te verdrijven.