Toen ik dit boek voor het eerst uitgaf, had ik me er eigenlijk maar een beetje vanaf gemaakt. Dat is immers normaal bij onbelangrijk werk. Want ik verwachtte absoluut niet dat het zoveel succes zou hebben. Wat is God onmetelijk goed. Bij bijna alle vromen kreeg het een veel beter onthaal dan ik ooit had durven wensen, laat staan hopen. Dat gaf mij echt het gevoel dat ik meer kreeg dan ik verdiend had. Maar dat men mij zo goedgezind was, wekte ook mijn ijver op. Ik vond dat het heel ondankbaar van mij zou zijn als ik, ondanks mijn beperkte mogelijkheden, niet zou proberen hierop te antwoorden.
Ik heb dat niet alleen geprobeerd in de tweede uitgave. Elke keer als het boek herdrukt werd, heb ik het verder uitgebreid. Ik heb geen spijt van het werk dat ik er steeds in gestoken heb. Toch ben ik er zelf nooit helemaal tevreden over geweest. Dat ben ik pas nu het de vorm gekregen heeft waarin het nu verschijnt. Ik heb er vertrouwen in dat ik nu iets te bieden heb dat ieders goedkeuring kan wegdragen.
Ik heb echt heel ijverig gewerkt om Gods kerk deze dienst te bewijzen. Ik kan daar een duidelijk bewijs voor aanvoeren. In de afgelopen winter heb ik door malaria de dood in de ogen gezien. Maar hoe meer de ziekte mij kwelde, hoe minder ik mezelf spaarde. Ik wilde in elk geval dit boek nalaten om daarmee de vromen te bedanken voor hun vriendelijke aansporingen. Ik had het graag sneller willen doen, maar als het goed genoeg is, is het ook snel genoeg. Mijn enige wens is dat Gods kerk er nog meer vruchten van plukt dan hiervóór. Als ik dat merk, zal ik er maar vanuit gaan dat het precies op tijd gekomen is.
Het zou trouwens wel slecht met mij gesteld zijn, als ik niet tevreden zou zijn met de goedkeuring van de enige God. 1 Korinthiërs 4:3-4 Aan de dwaze en misplaatste kritiek van ondeskundige mensen, of de onheuse en onbillijke kritiek van slechte mensen moet ik geen waarde hechten. God heeft mij bezield met de ijver om zijn rijk uit te breiden en het algemeen belang te dienen. Sinds ik de taak van leraar in de kerk op me genomen heb, heb ik altijd de zuivere leer van de vroomheid verdedigd. Want ik heb alleen maar het goede voor de kerk gewild. Dat durf ik wel van mezelf te zeggen. En ik heb God zelf en zijn engelen als getuigen. Maar toch denk ik dat er niemand is die zoveel laster te verduren heeft als ik. Ze vallen me aan, ze krenken me, ze kwellen me.
Deze brief lag al bij de drukker toen mij voor waar verteld werd dat op de rijksdag in Augsburg het gerucht de ronde zou doen dat ik afvallig was geworden en weer tot het pausdom was teruggekeerd. En aan de hoven van de vorsten zou men aan dit gerucht maar wat graag geloof hechten. Dat zal wel hun dankbaarheid zijn voor mijn standvastigheid. De bewijzen daarvan kunnen hun niet ontgaan zijn. Die bewijzen weerleggen zo’n vuile laster en hadden mij moeten beschermen tegenover alle eerlijke en beschaafde rechters. Maar de duivel met heel zijn hel mag mij met zijn weerzinwekkende leugens aanvallen. Hij vergist zich als hij denkt dat ik door zulke laagheden ontmoedigd zou raken of minder mijn best zou gaan doen. Want ik vertrouw erop dat God mij in zijn onmetelijke goedheid zal geven dat ik met onveranderlijk geduld volhard in zijn heilige roeping. Met deze uitgave lever ik mijn vrome lezers een nieuw bewijs daarvan.
Maar ik heb dit werk ook gedaan met de bedoeling studenten in de heilige theologie voor te bereiden op het lezen van Gods Woord. Ik hoop dat ze er door mijn onderwijs gemakkelijk toegang toe krijgen en er ongehinderd in kunnen doordringen. Ik heb namelijk de belangrijkste onderwerpen van de godsdienst samengevat en geordend. Want ik denk dat als je de kern begrijpt, je gemakkelijk kunt vaststellen wat je in de Schrift moet zoeken en voor welk doel je de dingen die erin staan moet gebruiken.
Ik heb dus als het ware een weg willen banen. Als ik later nog Schriftverklaringen ga uitgeven, vind ik het daarom niet nodig om nog lang uit te weiden over de leer. De dingen die nu bekend mogen zijn, zal ik in het vervolg slechts kort aanstippen. Op die manier hoef ik de vrome lezer niet meer lastig te vallen en te vermoeien. Maar dan moet hij wel eerst kennisgenomen hebben van dit boek, als een onmisbaar hulpmiddel.
Maar deze bedoeling blijkt duidelijk uit mijn vele verklaringen. Ik laat die dus liever voor zichzelf spreken, zonder dat ik het verder met woorden uitleg.
Vaarwel, beste lezer. En als je enige vruchten van mijn werk mag plukken, help mij dan door voor mij te bidden tot God, onze Vader.
Genève, 1 augustus 1559
Ik wilde hen verdedigen in een klein boekje,
maar door hun leergierigheid groeide het uit tot een dik boekwerk.
Augustinus:1
Ik beken dat ik zo iemand ben die schrijft als hij vooruitkomt en vooruitkomt als hij schrijft.2
1Aurelius Augustinus (354-430), bisschop van Hippo.
2Augustinus, Epistulae, 7.