Nu zal men echter zeggen: ‘Dat kwam bij de Joden misschien voor, maar onze tijd is vrij van zulk groot kwaad.’ Ach, was het maar waar! Maar de Heilige Geest heeft aangekondigd dat het anders zou zijn. Want Petrus’ woorden zijn duidelijk: ‘Zoals er onder het oude volk valse profeten zijn geweest, zo zullen er ook onder jullie valse leraren zijn, die stiekem gevaarlijke ketterijen zullen invoeren.’ 2 Petrus 2:1 Zie je wel dat er geen gevaar dreigt van het eenvoudigste volk, maar van degenen die zich zullen presenteren onder de benaming ‘leraren en herders’?

Bovendien, hoe vaak hebben Christus en zijn apostelen niet voorzegd dat van de kant van de herders de grootste gevaren dreigen voor de kerk! Paulus wijst er uitdrukkelijk op dat de antichrist in Gods tempel zal zitten. 2 Thessalonicenzen 2:4 Daarmee geeft hij aan dat de vreselijke ellende waar hij het over heeft nergens anders vandaan zal komen dan van degenen die als herders in de kerk zullen zitten.
En ergens anders laat hij zien dat het begin van dit grote kwaad al haast voor de deur staat. Want als hij de opzieners van Efeze toespreekt, zegt hij: ‘Ik weet dat er na mijn vertrek roofzuchtige wolven bij jullie binnen zullen komen. Zij zullen de kudde niet sparen. En in jullie eigen midden zullen mannen opstaan die verkeerde dingen zeggen om de leerlingen weg te trekken, achter hen aan.’ Handelingen 20:29-30 Als zij in zo’n korte tijd zo konden ontaarden, hoeveel bederf heeft zo’n jarenlange periode dan niet onder de herders kunnen veroorzaken?
En om niet te veel papier te vullen met een opsomming, voorbeelden uit bijna alle eeuwen herinneren ons eraan dat aan de boezem van de herders de waarheid niet altijd gekoesterd wordt en dat het behoud van de kerk niet van hun toestand afhangt. Zij horen wel leiders en bewakers te zijn van de vrede en het welzijn van de kerk. Maar doen wat je verplicht bent, is iets heel anders dan verplicht zijn wat je niet doet.