Maar als onze roomsen zien dat alle redelijke argumenten onder hun zaak beginnen weg te vallen, nemen ze hun toevlucht tot hun laatste jammerlijke redmiddel: zelfs al zijn de bisschoppen dom qua verstand en beleid en slecht qua geest en wil, toch blijft het woord van de Heer bestaan dat beveelt dat je je voorgangers gehoorzaam moet zijn. Hebreeën 13:17
Werkelijk? En als ik nu eens ontken dat zulke mensen voorgangers zijn? Want ze moeten zichzelf niet meer aanmatigen dan Jozua had. Hij was een profeet van de Heer en een geweldige herder. Maar laten we eens luisteren met welke woorden de Heer hem tot zijn taak aanstelde. Hij zegt: ‘Het boek van de wet mag niet uit je mond wijken. Nee, denk er dag en nacht over na en wijk er niet van af, niet naar rechts en niet naar links. Dan zul je je weg recht houden en hem begrijpen.’ Jozua 1:7-8 Geestelijk leiders zijn dus degenen die niet hierheen of daarheen afwijken van de wet van de Heer.
Stel dat we zonder enige aarzeling de leer van alle mogelijke herders zouden moeten aanvaarden. Waarop slaat het dan dat we zo vaak en zo zorgvuldig door de stem van de Heer gewaarschuwd worden dat we niet moeten luisteren naar de woorden van valse profeten? Via Jeremia zegt Hij: ‘Luister niet naar de woorden van de profeten die tegen jullie profeteren. Want zij leren jullie onzin en niet vanuit de mond van de Heer.’ Jeremia 23:16 En: ‘Pas op voor de valse profeten die in schaapskleren naar jullie toekomen. Vanbinnen zijn zij roofzuchtige wolven.’ Mattheüs 7:15 Ook Johannes zou ons voor niets waarschuwen dat we de geesten moeten toetsen, of ze wel van God komen. 1 Johannes 4:1 Zelfs de engelen worden niet van die beoordeling uitgezonderd, laat staan Satan met zijn leugens!
En dan deze woorden: ‘Als een blinde een blinde leidt, vallen ze samen in een kuil.’ Mattheüs 15:14 Wat moeten we daar van zeggen? Maken deze woorden niet duidelijk dat er veel van afhangt naar wat voor herders je luistert en je niet zomaar naar alle herders moet luisteren? Er is dus geen reden waarom ze ons bang zouden maken met hun titels, om ons zo over te halen om in hun blindheid te delen. We zien immers dat de Heer ons juist bewust waarschuwt, om te voorkomen dat we ons zouden laten leiden door de dwaling van anderen, achter wat voor mooiklinkende naam die dwaling ook schuilgaat. Want als Christus’ woorden waar zijn, sleuren blinde leiders – of ze nu voorgangers, prelaten of pausen genoemd worden – hun metgezellen onvermijdelijk met zich mee dezelfde afgrond in.
Benamingen als ‘concilies’, ‘herders’ en ‘bisschoppen’ kunnen dus zowel misbruikt als terecht gebruikt worden. Die moeten dus niet verhinderen dat we uit waarschuwende voorbeelden van woorden en dingen leren dat we alle geesten van alle mensen moeten onderzoeken volgens de norm van Gods Woord. Zo moeten we toetsen of ze wel van God komen.