Daarom laat Petrus voor zichzelf en anderen niets anders over dan dat ze de leer uitdelen die God gegeven heeft. Hij had van zijn leermeester heel goed geleerd hoeveel hem was toegestaan. Hij zegt: ‘Wie spreekt, moet alleen Gods woorden spreken.’ 1 Petrus 4:11 Dat wil zeggen: ze mogen niet twijfelen of weifelen, zoals je doet als je je bewust bent van iets kwaads. Nee, ze moeten spreken met het diepe vertrouwen dat gepast is voor een dienaar van God die diens bevelen en instructies meegekregen heeft.
Wat is dat anders dan ver vandaan blijven bij alle menselijke bedenksels, uit wiens hoofd ze ook zijn voortgekomen, zodat in de vergadering van de gelovigen het zuivere Woord van God onderwezen en geleerd wordt? Wat is dat anders dan de leer of liever de verzinsels weghalen van alle mensen, welke rang ze ook hebben, zodat alleen Gods besluiten blijven gelden?
Dit zijn de geestelijke wapens die dankzij God sterk genoeg zijn om vestingen omver te halen. Daarmee breken Gods trouwe soldaten de redeneringen en elke wal af die tegen het kennen van God wordt opgericht en nemen ze elke gedachte gevangen in gehoorzaamheid aan Christus. 2 Korinthiërs 10:4-5
Daar heb je de hoogste macht waar de herders van de kerk, hoe ze ook genoemd worden, mee uitgerust horen te zijn! Dat wil zeggen dat ze dankzij Gods Woord alles vrijmoedig durven en alle kracht, glorie, wijsheid en aanzien van de wereld dwingen om opzij te gaan voor de majesteit van het Woord en daaraan te gehoorzamen. Dat ze gesteund door de kracht van het Woord over iedereen gebieden, van de hoogste tot de laagste. Dat ze Christus’ huis bouwen en dat van Satan omverhalen. Dat ze de schapen weiden en de wolven vernietigen. Dat ze ontvankelijke mensen onderwijzen en aansporen en koppige en ongehoorzame mensen bestraffen, berispen en onderwerpen. Dat ze vastbinden en losmaken. En ten slotte dat ze zo nodig bliksemen en donderen. Maar al die dingen door middel van Gods Woord.
Maar er is wel een verschil tussen de apostelen en hun opvolgers. Ik heb dat al gezegd: de apostelen waren betrouwbare en gezaghebbende secretarissen van de Heilige Geest. Daarom moeten we hun geschriften beschouwen als uitspraken van God. Hun opvolgers hebben echter geen andere taak dan onderwijzen wat in de Heilige Schrift geopenbaard en vastgelegd is. We stellen dus vast dat het trouwe dienaren niet langer is toegestaan om nieuwe dogma’s te fabriceren. Nee, ze moeten simpelweg blijven bij de leer waaraan God iedereen zonder uitzondering onderworpen heeft.
Als ik dit zeg, wil ik niet alleen aanwijzen wat ieder mens afzonderlijk is toegestaan. Ik wil ook aanwijzen wat heel de kerk is toegestaan.
Wat betreft ieder afzonderlijk: Paulus was inderdaad door de Heer aangesteld als apostel voor de Korinthiërs. Toch zegt hij dat hij geen gezag heeft over hun geloof. 2 Korinthiërs 1:24 Wie zou zich nu een gezag durven aanmatigen waarvan Paulus verklaart dat hij er geen recht op heeft? Stel dat hij deze onderwijsvrijheid had erkent dat een herder het recht had te eisen dat men alles wat hij leert vast moest geloven. Dan had hij nooit aan dezelfde Korinthiërs de instructie gegeven dat als twee of drie profeten spreken, de anderen het moeten beoordelen. En evenmin dat als aan een ander die erbij zit iets geopenbaard wordt, de eerste moet zwijgen. 1 Korinthiërs 14:29-30 Hij heeft zo dus niemand gespaard, maar ieders gezag onderworpen aan het oordeel van Gods Woord.
Maar, zal iemand zeggen, met heel de kerk is het anders. Mijn antwoord is dat Paulus in een andere passage ook op deze twijfel ingaat. Hij zegt dat geloof voortkomt uit luisteren en luisteren uit Gods Woord. Romeinen 10:17 Als geloof alleen afhankelijk is van Gods Woord, als het alleen daarop gericht en gebaseerd is, welke ruimte blijft er dan nog over voor het woord van heel de wereld? Want geloof moet rusten op zo’n sterk fundament dat het onoverwinnelijk en onwankelbaar stand houdt tegen Satan en alle listen van de hel en tegen heel de wereld. Dat fundament zullen we alleen maar vinden in Gods Woord.
Bovendien moeten we hier letten op een algemene regel: God ontneemt de mensen het vermogen om met een nieuw dogma te komen om in het geestelijk onderwijs als enige onze leermeester te zijn. Alleen Hij is immers betrouwbaar. Hij kan niet liegen of bedriegen. Deze regel slaat zowel op heel de kerk als op iedere gelovige afzonderlijk.