Nu komt het derde punt: de macht van de kerk. Die zien we voor een deel in elke opziener en voor een deel in de concilies, zowel in provinciale als in algemene concilies. Ik heb het alleen over de geestelijke macht die kenmerkend is voor de kerk. En deze macht ligt in de leer, in de rechtspraak of in het geven van wetten. Het gedeelte over de leer heeft twee onderdelen: het gezag om de artikelen van de geloofsleer vast te stellen en de uitleg daarvan.
Voordat we elke onderdeel apart gaan behandelen, wil ik de vrome lezers erop wijzen dat ze eraan moeten denken dat alles wat over de macht van de kerk geleerd wordt, gezien moet worden in het licht van het doel waarvoor die macht volgens het getuigenis van Paulus gegeven is: om op te bouwen en niet om af te breken. 2 Korinthiërs 10:8; 13:10 En degenen die die macht gebruiken, moeten niet denken dat zij meer zijn dan dienaren van Christus en tegelijk dienaren van het volk van Christus.
Bovendien is dit de enige manier om de kerk op te bouwen: de dienaren moeten zelf hun best doen om Christus’ gezag voor Hem te bewaren. Want dat gezag kan alleen ongeschonden blijven als we Hem laten houden wat Hij van de Vader gekregen heeft: dat Hij de enige leermeester van de kerk is. Want over niemand anders, maar alleen over Hem staat geschreven: ‘Luister naar Hem!’ Mattheüs 17:5
De macht van de kerk moet dus niet karig versierd worden. Maar toch moet zij binnen bepaalde grenzen blijven, om te voorkomen dat ze volgens menselijke willekeur hierheen of daarheen wordt opgerekt. Daarom is het heel nuttig om te kijken hoe de profeten en de apostelen die macht beschrijven. Want als we mensen simpelweg toestaan de macht te nemen die ze zelf geneigd zijn te nemen, dan is het voor iedereen duidelijk hoe snel men vervalt tot tirannie. En daar moet Christus’ kerk ver vandaan blijven!