Nu rest nog de vierde vorm van macht. Die ligt in de appelzaken. Het staat vast dat degene op wiens rechterstoel men zich beroept, de hoogste macht heeft. Velen beriepen zich op de bisschop van Rome. Ook zelf probeerde hij in rechtszaken het onderzoek naar zich toe te trekken. Maar steeds als hij zijn grenzen overschreed, werd hij uitgelachen. Ik zal niets zeggen over het Oosten of over Griekenland. Maar het staat vast dat de bisschoppen van Gallië zich sterk verzet hebben toen ze dachten dat de bisschop van Rome het gezag over hen naar zich toe trok.
In Afrika is lang over deze kwestie gestreden. Op het concilie van Mileve (417), waar Augustinus aanwezig was, werden degenen die zich beriepen op iemand aan de overkant van de zee, in de ban gedaan. De bisschop van Rome probeerde toen voor elkaar te krijgen dat dit besluit ongedaan gemaakt werd. Hij stuurde afgezanten die moest bewijzen dat hij dit privilege gekregen had van het concilie van Nicea (325). Die afgezanten brachten de acta van het concilie van Nicea mee. Die hadden ze uit het archief van hun kerk gehaald. De Afrikaanse bisschoppen verzetten zich en zeiden dat je de bisschop in Rome niet kon geloven, omdat hij zelf belanghebbende was in deze zaak. Daarom zouden ze boden sturen naar Constantinopel en andere Griekse steden, waar zich minder verdachte exemplaren van deze acta bevonden. Ze ontdekten dat wat de afgezanten uit Rome beweerd hadden, daar helemaal niet in stond. Zodoende bleef het besluit dat het laatste woord aan de bisschop van Rome ontzegde, van kracht. In deze schandelijke zaak bleek hoe onbeschaamd de bisschop van Rome zelf was. Want tot zijn schande werd hij erop betrapt dat hij blijkbaar met opzet het concilie van Nicea verwisseld had met het concilie van Serdica (343).
Maar nog erger en nog onbeschaamder was de normloosheid van degenen die aan de acta van het concilie een verzonnen brief hebben toegevoegd, waarin een of andere bisschop van Carthago de arrogantie van zijn voorganger veroordeelt, omdat die het gewaagd had zich te onttrekken aan de gehoorzaamheid aan de apostolische stoel, en waarin hij zichzelf en zijn kerk onderwerpt en nederig om vergeving vraagt. Dat zijn de fraaie monumenten uit de oudheid, waar de majesteit van de stoel van Rome op gebaseerd is! Onder het mom van ouderdom liegen ze zo kinderachtig dat zelfs blinden het kunnen tasten!
Deze brief zegt: ‘Aurelius was overmoedig door duivelse brutaliteit en koppigheid. Daarom verzette hij zich tegen Christus en de heilige Petrus. En daarom moet hij vervloekt en veroordeeld worden.’ Maar Augustinus dan? En al die kerkvaders dan die op het concilie van Mileve aanwezig waren?
Maar waarom is het nodig dit dwaze geschrift met veel woorden te weerleggen? Zelfs roomsen kunnen het niet inkijken zonder zich enorm te schamen, als ze nog een beetje eergevoel over hebben.
Ook Gratianus noemt het besluit dat degenen die aan de overkant van de zee in beroep gaan, in de ban gedaan worden. Maar dan voegt hij er, uit kwade opzet of uit onwetendheid – dat weet ik niet – deze uitzondering aan toe: behalve in het geval dat ze zich op de stoel van Rome beroepen.1 Wat moeten we toch met zulke beesten? Hebben ze nu zo weinig gezond verstand dat ze nu net dat van de regel uitzonderen, waarvan iedereen kan zien dat die regel daarom ingesteld is? Immers, als het concilie het in beroep gaan aan de overkant van de zee verbiedt, verbiedt het juist dat men in beroep gaat in Rome! Maar deze geweldige uitlegger maakt op deze algemene regel een uitzondering voor Rome.
1Gratianus, Decretum II, 2,6,35.