Na dit verschrikkelijke oordeel, waarbij alleen Noach met zijn gezin, acht zielen in aantal, werd gespaard, ging er een bedeling in die in veel opzichten verschilde van die vóór de zondvloed. De zondvloed was volgens de Schrift een feit dat geheel uniek is in de geschiedenis van de mensheid en alleen te vergelijken is met de wereldbrand van de laatste dagen. Gen. 8:21 e.v. De zondvloed lijkt op een doop die de wereld veroordeelt en de gelovigen behoudt. 1 Pet. 3:19-20
De nieuwe bedeling werd ingeleid met een verbondsluiting. Als Noach na de vloed een altaar bouwt en op dat altaar God offers brengt die de dank en de bede van zijn hart vertolken, dan zegt de Heer bij zichzelf dat Hij zo’n gericht niet meer over de aarde zal brengen, maar een vaste ordening van de natuur zal invoeren. Als overweging dient daarbij dat de gedachtespinsels van het hart van de mens slecht zijn van zijn jeugd af. Gen. 8:21 Deze woorden hebben een grote overeenkomst met, maar verschillen toch aanmerkelijk van die in Genesis 6:5, waar gezegd wordt dat alle gedachtespinsels van het hart van de mens elke dag alleen maar slecht zijn. De woorden die daar in Genesis 6:5 gebruikt worden, dienen als overweging voor de vernietiging. De woorden die hier in Genesis 8:21 gebruikt worden, doen dienst als overweging voor het behoud van de aarde. Daar valt de nadruk dan ook op de goddeloze daden, waarin het bedorven hart van de oude mensheid openbaar werd. Hier wordt daarentegen gelet op de zondige aard, die altijd in de mens, ook in de mens na de zondvloed, blijft wonen.
Het is dus alsof de Heer in deze woorden wil zeggen dat Hij weet wat er van zijn maaksel te verwachten zou zijn als Hij het aan zichzelf overliet. Dan zou het hart van de mens, dat altijd hetzelfde blijft, opnieuw in allerlei verschrikkelijke zonden uitbreken, Hem telkens weer tot toorn verwekken en voor de tweede maal Hem ertoe bewegen om heel de aarde te vernietigen. En dat wil Hij niet. Daarom zal Hij nu mens en natuur in onveranderlijke ordeningen vastleggen, aan beide de baan voorschrijven waarin ze moeten wandelen en daardoor beide beperken en intomen. Dat alles gebeurt nu in het verbond dat God na de vloed met de schepping opricht en dat daarom de naam natuurverbond draagt.
Weliswaar is ook dit verbond in ruimere zin voortgevloeid uit Gods genade. Maar het verschilt toch principieel van het gewoonlijk zo genoemde genadeverbond, dat in Christus met de gemeente wordt opgericht. Want dit natuurverbond rust op de overweging dat het hart van de mens van zijn jeugd af slecht is en slecht blijft. Gen. 8:21 Het heeft als inhoud het herstel van de scheppingszegen van de vruchtbaarheid en van de heerschappij over de dieren Gen. 9:1-3, 9:7 en het verbiedt daarom ook de doodslag. Gen. 9:5-6 Het wordt opgericht met Noach, de stamvader van het tweede menselijk geslacht, en in hem met heel de mensheid en zelfs met heel de levende en levenloze schepping. Gen. 9:9 e.v. Het wordt bezegeld met een natuurverschijnsel Gen. 9:12 e.v. en het heeft als doel om een tweede gericht als de zondvloed te voorkomen en te verzekeren dat mensheid en wereld blijven bestaan. Gen. 8:21-22, 9:14-16