Verder is bij het kiezen van een bisschop het volk volledig van zijn recht beroofd. Stemmen, instemmen, ondertekenen en al zulke dingen zijn verdwenen. Alle macht is volledig overgedragen aan de kanunniken. Zij dragen de bisschopstaak op aan wie ze maar willen en ze presenteren hem meteen aan het volk, niet om onderzocht te worden, maar om aanbeden te worden.
Maar Leo I roept hiertegen uit dat dit om geen enkele reden is toegestaan. Hij zegt dat het met geweld opdringen is.1 Cyprianus verklaart dat het uit Gods recht voortvloeit dat je alleen bisschop kunt worden als het volk ermee instemt. Daarmee laat hij zien dat een tegenovergestelde gewoonte met Gods Woord in strijd is.2 Heel veel besluiten van synodes verbieden heel streng dat de verkiezing op een andere manier gaat. En als het wel gebeurd is, verklaren ze z’n verkiezing ongeldig. Als dit waar is, is er tegenwoordig in heel het pausdom geen verkiezing meer over die volgens goddelijk en kerkelijk recht wettig is.
Maar zelfs al zou dit het enige kwaad zijn, hoe kunnen ze het dan goed praten dat ze de kerk zo van haar recht beroofd hebben? ‘Ja maar,’ zeggen ze, ‘de tijden zijn bedorven. Bij het kiezen van bisschoppen hadden de haat en nijd van het volk en van de overheid meer invloed dan een juist en gezond oordeel. Daarom was het nodig om de beslissing te laten nemen door enkelen.’ Maar dan was dit dus een laatste redmiddel voor het kwaad in die bedorven toestand. Het middel blijkt echter erger dan de kwaal! Waarom doet men dan niets aan dit nieuwe kwaad?
‘Ja maar,’ zeggen ze, ‘aan de kanunniken is precies voorgeschreven waar ze zich bij het kiezen aan moeten houden.’ Maar we twijfelen er toch ook niet aan dat het volk vroeger, als ze bijeenkwamen om een bisschop te kiezen, besefte dat ze aan heel heilige wetten gebonden waren, omdat Gods Woord hun een norm stelde? Immers, die ene uitspraak van God, waarin hij beschrijft hoe een bisschop er echt uitziet, hoort natuurlijk meer waard te zijn dan duizenden canones zonder eind. Toch was het volk zo bedorven dat het in zijn verkeerde verlangens geen rekening hield met wat wettig of eerlijk was. Zo is het ook nu. Al zijn er nog zulke goede wetten opgeschreven, ze blijven in de boeken begraven.
Ondertussen is het heel gewoon geworden en algemeen geaccepteerd om dronkaards, overspeligen en gokkers tot deze eer te bevorderen, alsof daar alle reden voor is. Wat zeg ik? Bisschopsplaatsen zijn beloningen geworden voor overspel en ontucht! Want als ze gegeven worden aan jagers en vogelvangers, moeten we dat als een uitstekende uitkomst beschouwen. Het is een grote schande om zoiets onwaardigs op wat voor manier ook te verontschuldigen!
Volgens mij had het volk vroeger dus een heel goede regel. Want Gods Woord schreef hun voor dat een bisschop iemand moest zijn op wie niets aan te merken was, die kon onderwijzen, die geen ruzie maakte, enzovoort. 1 Timotheüs 3:1-13; Titus 1:7-9 Waarom is de taak om de bisschoppen te kiezen dan van het volk overgedragen op de kanunniken? Nou, zegt men, omdat er in alle onlusten en partijdigheid van het volk niet meer naar Gods Woord werd geluisterd. Maar waarom wordt die taak hun dan nu niet weer afgenomen? Want niet alleen schenden ze alle wetten. Zonder enige schaamte vermengen en verwarren ze met hun wellust, hebzucht en eerzucht ook nog eens menselijke zaken met goddelijke zaken.
1Leo I, Epistulae, 167.
2Cyprianus van Carthago, Epistulae, 67, 4.