Tot zover een opsomming van de taken in de oude kerk. De kerkelijke schrijvers noemen ook nog andere taken, maar dat waren meer trainingen en voorbereidingen dan specifieke taken. Want om de kerk opvolgers na te laten, namen die heilige mannen jongens onder hun hoede die zich met toestemming en op gezag van hun ouders aanmeldden voor de geestelijke militaire dienst. Die stonden onder hun bescherming en ook onder hun discipline en werden door hen van jongsaf gevormd, zodat ze niet als onervaren nieuwelingen hun taak op zich zouden nemen.

Degenen die zulk onderwijs kregen, werden allemaal ‘clerici’ genoemd. Ik had liever gehad dat ze een andere, juistere benaming gekregen hadden. Want deze benaming is ontstaan uit een dwaling, of in elk geval uit een verkeerde opvatting. Want Petrus noemt heel de kerk de clerus oftewel het erfdeel van de Heer. 1 Petrus 5:3
Toch was het op zichzelf een heilige en vooral gezonde instelling dat degenen die zichzelf en hun werk aan de kerk wilden wijden, werden opgevoed onder toezicht van de bisschop. Zo werd de kerk alleen gediend door dienaren die vanaf het begin van hun jeugdjaren de heilige leer hadden ingedronken en door de strenge discipline een bepaalde ernstige en heilige levenshouding hadden aangenomen en die bovendien geen wereldse zorgen kenden en gewend waren zich alleen druk te maken om geestelijke dingen.
Net als rekruten door spiegelgevechten getraind worden voor de echte, serieuze strijd, zo werden zij tijdens hun tijd als clerici getraind in bepaalde basisbeginselen, voordat ze tot een echte taak bevorderd werden. Eerst werd hen het openen en sluiten van het kerkgebouw opgedragen. Daarom werden ze ‘deurwachters’ genoemd. Later werden degenen die de bisschop hielpen met huishoudelijke klusjes en hem steeds vergezelden ‘acolieten’ genoemd. Dankzij hen ging de bisschop nergens heen zonder gezelschap of getuigen. Eerst was dat omwille van de eer, later om te voorkomen dat er verdenking zou kunnen rijzen. Bovendien kregen deze acolieten een plek op de preekstoel. Daar moesten ze de Psalmen lezen, zodat ze langzamerhand bekend zouden worden bij het volk en een goede naam zouden krijgen. En ook om hen eraan te wennen dat iedereen naar hen keek en om te leren in het openbaar te spreken. Dan zouden ze, als ze presbyter werden, niet in verwarring raken door verlegenheid. Op deze manier werden ze stap voor stap bevorderd, zodat ze bij elke training konden laten zien hoe ijverig ze waren, totdat ze subdiaken werden.
Ik wil alleen maar zeggen dat dit meer trainingen voor beginnelingen waren dan taken die beschouwd moesten worden als onderdeel van de echte bedieningen in de kerk.